woensdag 31 december 2008

Empowerment: verdere uitwerking

Gezien de eerder genoemde definitie is empowerment toe te passen in diverse sectoren in de samenleving. Dat blijkt ook uit de literatuur en de diverse websites die hierover gaan. Ik ben informatie tegengekomen waarin empowerment wordt ingezet in de personeelswetenschappen (zelfsturende teams, employability), volkshuisvesting (doordat corporaties hun sociale taak weer gaan opnemen), bestuurskunde (in relatie tot participatie van burgers) of de ontwikkelingssamenwerking (versterking van de lokale bevolking). Ik wil me hier richten op de buurt- en wijkontwikkeling.

In alle vormen van empowerment gaat het er om dat wijkbewoners hun eigen capaciteiten ontdekken, gaan ontwikkelen en gaan inzetten ten behoeve van de wijk waarin ze wonen.
Dat is een geheel andere benadering dan tot voor kort werd gehanteerd. De hulpverlening en welzijnssector was altijd sterk gericht op de problemen van de wijk en de problemen waar mensen in die wijk mee te maken hadden. Door een te sterke gerichtheid op die problemen ontstond een afhankelijkheidsrelatie waardoor welzijnswerkers altijd aanwezig moesten blijven om het werk te doen.

In de benadering van empowerment wordt een geheel andere bril opgezet. In het onderzoek van het Verwey Jonker Instituut "Goud in de buurt" wordt van een van de meest gebruikte benaderingen, de Asset-Based Community Development (ABCD-benadering), gezegd: "niet de problemen, maar de mogelijkheden van bewoners staan centraal. De grondleggers van de methode... zijn ervan overtuigd dat je buurten en wijken opbouwt door je te richten op de positieve kwaliteiten en capaciteiten van mensen in de buurt... Je moet met andere woorden niet beginnen bij de problemen (het halflege glas), maar bij de potenties, bij de verborgen mogelijkheden die er onder buurtbewoners schuilgaan (het halfvolle glas) en zo werken aan in economisch, cultureel en sociaal opzicht vitale buurten."

In hetzelfde onderzoek wordt een drie stappen genoemd in de opbouw van een buurtbenadering op basis van empowerment:

* empowerment van individuele buurtbewoners (inventariseren en ontwikkelen van talent)
* versterken van onderlinge netwerken
* ontwikkelen en mobiliseren van steun voor gezamenlijke activiteiten die bijdragen aan bewonersdoelen

Dit maakt empowerment in mijn ogen zowel interessant als lastig. Het begint met een psychologische benadering, vervolgens komen sociologische en organisatiekundige aspecten aan de orde. In de uitwerking staat of valt daarom de rol van de professional in het geheel.

In sommige experimenten gingen opbouwwerkers met vragenlijsten langs de deuren om bewonerstalenten aan te boren. Daardoor hadden bewoners het gevoel dat die opbouwwerkers "van buiten naar binnen" probeerden te komen. Door angst voor instituties en professionals kwam dit niet van de grond. Conclusie was dat de "presentiebenadering" beter werkt: professionals bouwen rustig contacten op met buurtbewoners, waardoor die vanuit het opgebouwde vertrouwen zicht geven op hun eigen capaciteiten.

Een groot probleem daarbij is dat een groot deel van de welzijnssector in de wijken afhankelijk is van subsidie van de (veelal lokale) overheid. Die verwacht snelle en afrekenbare resultaten. Het opbouwen van relaties duurt over het algemeen enkele jaren. Binnen die periode is het lastig te meten of er iets veranderd is in de wijk door de aanwezigheid van de professional.

Wie weet, zijn andere, niet-gesubsidieerde, groepen zoals gemeentestichtende projecten beter in staat om mensen individueel te helpen in hun empowermentproces.

dinsdag 30 december 2008

Friesch Dagblad column 2: Gezonden

Mijn tweede column is vandaag in Friesch Dagblad gepubliceerd onder de titel "Gezonden". Hieronder de tekst.

‘Wat voor werk doe je?’ Dit is een van de standaardvragen die we in Nederland stellen als we iemand willen leren kennen. Over het algemeen is zo’n vraag goed te beantwoorden. Want wij weten wel welk werk we doen.

Lastiger wordt het als je zoals ik full time werk doet in de maatschappij en daarnaast in je vrije tijd bezig bent in de wijk waar ik woon. Hoe benoem je dat dan? Voor de een ben ik een vrijwilliger die zich naast zijn werk zinvol inzet. Voor de ander ben ik de leek, die, weliswaar afgestudeerd, niet-betaald geestelijk werk doet.

Een tijd geleden had ik een leuk gesprekje tijdens het zendingscongres op de Opwekkingsconferentie. Iemand sprak me aan en vroeg me of ik iets met zending heb. Ik dacht even een paar seconden na en kreeg een brainwave, die ik ook gelijk als antwoord gaf. ‘Jazeker, ik ben zendeling in Nederland, een tentenmaker’. Voor de terminologie van zendingswerkers zeer begrijpelijk. Wie naar de zending gaat, kan dat op twee manieren doen. De een gaat en doet zijn zendingswerk full time. De ander gaat als werker in de samenleving waar hij naar toe wordt gestuurd en doet in vrije tijd het geestelijke werk. De laatste wordt een ‘tentenmaker’ genoemd, een uitdrukking die verwijst naar de apostel Paulus die om in zijn levensonderhoud te voorzien tenten maakte.

De reactie van degene met wie ik sprak, was interessant. Eerst fronste zij haar wenkbrauwen en begreep niet helemaal wat ik bedoelde. Enkele seconden later kreeg ze het door. Nederland is een zendingsland geworden, waarin het gros van de inwoners weinig weet meer heeft van het Evangelie. Dan zijn daar ook weer zendelingen nodig die het Evangelie op een manier brengen die begrijpelijk is voor de gewone man.

Aan de andere kant is het de vraag of dat nu echt wel nodig is. Ondanks dat ons land een echt zendingsland is geworden, wonen er nog duizenden christenen die het Evangelie wel kennen en in staat zouden moeten zijn om hun buren, vrienden, kennissen en collega’s te vertellen van het Evangelie. Daar hebben we een probleem te pakken waar veel christenen toch mee kampen. Ze voelen zich onprettig bij de gedachte dat ze ineens het geloof moeten verkondigen.

Dat heeft wellicht te maken met de onnatuurlijke scheiding die we ook in Nederland hebben gemaakt tussen ‘geestelijken’ en ‘leken’. Als we over kennis van de bijbel spreken, kijken we al snel naar de pastoor, de dominee, de voorganger of welke titel we dan ook geven aan de gestudeerde klasse die ons inlicht over hoe we vanuit de bijbel moeten leven.

Naast deze geestelijken is er nog een groep die ‘full time christelijk werk’ doet, veelal onder de vlag van een christelijke organisatie. Zij zijn afgescheiden van de rest van de christenen en het lijkt alsof dit werk zoveel mooier is dan alle andere werk.

In Engeland is onlangs een button uitgebracht met daarop de tekst I am a FTCW: ik ben een full time christelijk werker. Gedachte daarachter is dat we een omslag in ons denken als christenen moeten krijgen. Elke christen is een voltijds christelijk werker. Waar je ook bent, wat je ook doet, overal ben je door God geroepen om licht in deze wereld te zijn.

Juist door dicht bij mensen te staan, kunnen christenen het verschil maken. Als we een levenshouding hebben die tegenovergesteld is aan de graaicultuur die de laatste tijd zo in het nieuws is. Als we ons niet druk maken om onze materiële bezittingen, maar daadwerkelijke interesse tonen in de mensen die we tegenkomen. Dat kleine lichtje in dat kleine hoekje heeft geen opdracht om in dat kleine hoekje te blijven zitten, maar om zijn vuurtje in de eigen omgeving op te lichten, zodat het anderen aansteekt om het Licht van de wereld weer terug in ons land te brengen.

Empowerment - wat is dat nu weer?

Waar de term empowerment precies vandaan komt is niet geheel duidelijk. Forum ziet in zijn dossier Empowerment vier mogelijke oorsprongen:
* geïntroduceerd door Freire in de jaren ’70 als onderdeel van de Zuid-Amerikaanse
bevrijdingsfilosofie
* de burgerrechtenbeweging van de jaren ’50-’60 in de Verenigde Staten
* de vrouwenbeweging van de jaren ’60 in de Verenigde Staten
* de ontwikkeling van het maatschappelijk werk in de Verenigde Staten aan het einde van de 19de eeuw.

Hoe het ook zij, de term heeft betrekking op de ontwikkeling van diegenen die zijn achtergesteld, zodat ze weer hun eigen heft in handen kunnen nemen. In die zin wordt door velen verbinding gelegd met de term emancipatie.

In het onderzoek "Empowerment in de volkshuisvesting, brandstof voor bewoners" wordt Prof. dr. D.J. van der Horst aangehaald, hoogleraar sociaal beleid en organisatie aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht die onderzoek doet naar ‘Burgerschap & Empowerment’. Hij beschrijft empowerment als volgt: ‘Het proces van zelfversterking (individueel en collectief) met de bedoeling ongewenste achterstelling in rechten, plichten en kansen ongedaan te maken en ruimte te scheppen voor het ontwikkelen en demonstreren van competenties en voor het beleven van een zinvol bestaan.’

Emancipatie wordt door Van Dale gedefinieerd als "De bevrijding van wettelijke, sociale, politieke, morele of intellectuele beperkingen, toekenning van gelijke rechten, gelijkstelling voor de wet". Emancipatie gaat uit van het instrument dat van bovenaf wordt opgelegd. Als je in wetten maar ruimte geeft om beperkingen tegen te gaan, zullen mensen ook daadwerkelijk gelijkgesteld worden. Voor mensen die daar toe in staat zijn en die vanuit hun opvoeding voldoende kracht hebben meegekregen om hun gelijk-zijn uit te werken is dit mogelijk. In onze maatschappij is echter geen sprake meer van achterstelling. In principe is iedereen gelijk en kan hij of zij voldoende ruimte krijgen om zichzelf een plaats te verwerven.

Toch zijn er mensen in de samenleving die in die zin niet emanciperen. Ze nemen hun rechten niet, omdat ze die niet kennen of niet weten hoe ze die moeten aanpakken. Er is een groep in onze samenleving die door opvoeding en de manier waarop ze worden behandeld toch achtergesteld blijven. Empowerment wil naast die mensen gaan staan om ze te helpen beter te begrijpen wie ze zijn, hun eigen kracht te leren kennen en van daaruit hun eigen leven te kunnen oppakken.

Op de website "Samen Meer" vond ik een prachtige beschrijving van empowerment:
"De beginsituatie van het proces van 'empowerment' is een situatie van onmacht, van vervreemding en hulpeloosheid. Het individu heeft het gevoel geen greep te hebben op zijn eigen leven. Zijn leven wordt door zijn omgeving bepaald, zijn sociale situatie is voor hem een onveranderlijk jets waar hij geen invloed op heeft. Hij berust in de gegevenheden van alledag en laat zijn stem niet (meer) horen omdat het allemaal toch niets uithaalt; hij is opgesloten in de 'cultuur van het zwijgen' (Paolo Freire).

Deze situatie van onmacht is maatschappelijk geconstrueerd. Ze ontstaat, grotendeels ongewild en onbewust, in de voortdurende interactie tussen het individu en zijn sociale omgeving. Ze is het resultaat van een proces waarin maatschappelijke instituties zoals onderwijs, gezondheidszorg, kerk, pers en lokale overheid een belangrijke rol spelen. Met andere woorden: het gaat om een situatie die is ingebed in en die versterkt wordt door het hele weefsel van maatschappelijke instituties.

'Empowerment' betekent: afscheid nemen van een leven in onmacht. Vanuit een situatie van machteloosheid, berusting en ontmoediging gaan mensen hun leven (weer) in eigen handen te nemen. In plaats van object, bepaald door zijn omgeving, wordt het individu een subject dat zijn leefwereld zelf actief vormt geeft. Het individu wordt niet langer bepaald door de sociale positie die hem ooit is 'toegewezen', maar gaat zelf zijn levensroute kiezen. Architect worden van het eigen leven is extra moeilijk voor mensen in een economisch kwetsbare positie, voor mensen voor wie economisch overleven een full-time bezigheid is.
"

Empowerment - een introductie

In ons wijkwerk willen wij contacten leggen en vriendschappen sluiten met mensen uit de eigen wijk. Daarmee kom je regelmatig voor problemen te staan. Mensen in dit soort wijken hebben een groot minderwaardigheidscomplex. Ze zijn bang, hebben nauwelijks zelfvertrouwen en durven geen nieuwe dingen te doen.

Hoe help je hen nu uit de cirkel die waarschijnlijk al teruggaat tot een of twee generaties voor hen?

De oplossing volgens sommigen is wat ik voor het gemak maar even "pamperen" noem. Koester deze mensen, huil met ze mee, geef ze goede pastorale begeleiding. Probleem bij deze benadering is, dat als het ene probleem is opgelost, het volgende probleem weer bovenkomt. Gericht zijn op de problemen en moeiten van mensen zorgt ervoor dat die mensen altijd in een afhankelijkheidsrelatie met ons blijven. We zijn als het ware een vader of moeder die voor de kinderen zorgt.

Terwijl ik hierover nadacht, schoot er een term door me heen die ik in een ver verleden al eens had horen vallen. Die term is "empowerment". Een term die vooral in de ontwikkelingssamenwerking is ontstaan. Toen ik daarop door-googelde bleek dat deze term inmiddels ook in het brede sociale wijkwerk is doorgedrongen.

Al lezend, leek mij dit een interessant onderwerp om eens uit te diepen voor een student GPW die aan ons vroeg of ze bij ons haar studie met een eindscriptie kon afronden. Ik bleek ver van de gedachtenwereld van mijn andere teamgenoten af te zitten. Het had geen relatie met discipelschap. Het kwam niet van een christelijke achtergrond. Ze zagen geen relatie met de studie GPW.

Ik heb het maar even gelaten voor wat het was. In deze periode heb ik even wat meer tijd om na te denken en door te studeren. Daarom zal ik de komende tijd eens wat langer stilstaan bij dit onderwerp en samen met de lezers nagaan in hoeverre deze methode toe te passen is op gemeentestichting in achterstandswijken.

zondag 28 december 2008

Missionair werk en de veiligheidsmythe

Een tijd geleden las ik een artikel over de "veiligheidsmythe". Voorafgaand aan 9/11 voelden Amerikanen, en met hen de hele Westerse wereld, zich veilig in hun eigen land. Niemand was in staat om het land binnen te dringen. Toen de twee vliegtuigen de torens binnenvlogen, was het met het gevoel van veiligheid gedaan en wilde men koste wat het kost die veiligheid weer herstellen.

Een vergelijkbare mythe ben ik tegengekomen in de hedendaagse pedagogiek. Als we kinderen maar ruimte en rust gunnen, dan zullen ze alle ruimte krijgen om goed op te groeien en zullen ze geweldige burgers worden. Dus scherm ze af voor alles wat verkeerd, slecht of angstig is. Daarom is suburbia in de westerse wereld zo vreselijk populair: gezinnen trekken massaal naar de nieuwste buitenwijk om hun kinderen daar alle rust en ruimte te gunnen voor de komende opvoeding. Ook hier een "mythe": de nieuwste wijken zijn verre van veilig. En kinderen die daarin opgroeien, verworden tot verveelde jongeren die hun heil zoeken in vandalisme en drugsgebruik om de verveling in hun opvoeding en hun omgeving uit te bannen.

Kerken kennen een eigen veiligheidsmythe. Die is te vinden in de tweedeling tussen "duisternis" en "licht". Christenen gebruiken de eerste term om aan te geven hoe vreselijk het is om zonder God te leven. Vervolgens plakken ze de negatieve term op een bepaald gebied of zelfs op de hele wereld buiten de kerk. "Het is een duistere wijk" of "Rondom ons heerst de duisternis" wordt er dan gezegd. Wat is dan de manier om die duisternis tegen te gaan? Door met elkaar fijn samen te komen in de gemeente of kerk. Daar is het licht, prettig, warm, daar wordt het koninkrijk van God zichtbaar. Daar is een schuilplaats voor de duistere wereld om ons heen. Deze mythe wordt door veel christelijke leiders gepropageerd.

Door deze veiligheidsmythe zijn er maar weinig christenen die in staat zijn stevig is deze wereld te staan. Ze beschouwen die wereld als eng, boos, kwaadaardig. Ze vluchten er het liefst uit weg. En hoe groter de duisternis, hoe sneller christenen er uit weg willen. Daardoor verzaken christenen hun roeping. Die is om licht in de duisternis te zijn. Niet temidden van de andere lichtjes, omdat dat samen zo mooi helder licht is. Maar juist temidden van die duisternis. De kerk kan een schuilplaats zijn voor christenen die moe en uitgeput zijn. Maar dan wel om hun lichtjes weer op te laden zodat ze weer die duisternis in kunnen gaan, om het licht te brengen. De kerk als elektriciteitsstation voor uitgebluste lampjes die hun lichtjes daar weer op kunnen laden om te doen waar ze voor bedoeld zijn: licht schijnen in de duisternis. De taak van christenen is niet weg te vluchten voor de duisternis, maar er juist midden in te wonen. En daar een ander licht te laten schijnen op de waarheid van alledag.

Wat zou er met het missionaire werk gebeuren als christelijke kerken die roeping weer zouden verstaan? Mijn wens voor het komende jaar is dat deze veiligheidsmythe nu eens doorbroken zal worden en dat christenen uit hun veilige bastions kruipen om de duisternis tegemoet te gaan met de wapens van het licht. Weg met die veiligheid, laat zien wie je bent!!!

woensdag 17 december 2008

Friesch Dagblad column 1: Tentenmaker

Zoals beloofd, hieronder de column die gisteren is verschenen in Friesch Dagblad onder de titel "Tentenmaker". Wie het over een tijd wil volgen, klikt op de tag linksboven "Column Friesch Dagblad".

Twee motto’s hebben tot nu toe als een rode draad door mijn leven gelopen: ‘zoeken naar nieuwe wegen’ en ‘missionair werk’.

Een zoektocht uit een leven vol fobieën - zoals een grote angst voor de dood en straatvrees - leidde tot een, voor mijn gereformeerd-synodale opvoeding, nieuwe weg van het bezoeken van een bijbelkring van Youth for Christ (YfC).
Hier werd ik getroffen werd door de liefde en acceptatie van de medewerkers. Die ingeslagen weg leidde uiteindelijk tot een geestelijke bevrijding van de dagelijkse angsten gedurende een diaconaal jaar op het hoofdkantoor van Youth for Christ in Driebergen.

Een zoektocht naar een geschikte theologische opleiding bracht mij op weg naar België. Ik zou daar vijf jaar blijven: drie jaar op het Bijbelinstituut België en daarna twee jaar werken bij de Belgische Evangelische Zending (BEZ). De missionaire snaar in mij was geraakt. Ik deed tijdens mijn studie praktisch werk bij het nieuw gestarte YfC-afdeling in Mechelen. Bij de BEZ was de hoofdtaak evangelisatie.

Halverwege het laatste jaar in België begon een nieuwe zoektocht. Die leidde tot mijn verbazing niet tot een nog langer verblijf in het buurland, maar tot een nieuwe woonplaats in het midden van Nederland. Binnen enkele weken vond ik ten tijde van de kamernood een kamer in Utrecht. Opnieuw stond het missionaire werk daar centraal. Nu onder andere gericht op Marokkaanse jongens en hulp bij evangelisatiewerk in de gemeente waar ik mij bij aansloot.

Tijdens mijn tijd in België ontmoette ik mijn vrouw. De zoektocht naar de vraag of we mochten trouwen - we hadden als bevestiging gebeden voor een huis - werd niet lang daarna door God beantwoord. We kregen een huurhuis met drie etages aangeboden. Na ons trouwen werd onze vrije tijd voor een groot deel opgeslokt door werk in de gemeente als werkers in de zondagsschool, het tienerwerk, de evangelisatie, het preken en uiteindelijk ook leidinggeven aan de gemeente. Hierdoor kwam het missionaire aspect in ons leven enigszins op de achtergrond.

Het werd weer groter toen we terechtkwamen in Arnhem. Al snel werden we daar ingeschakeld bij de plaatselijke werkgroep van Gospel for Guests, die zich op moslims richtte. Nieuwe wegen sloegen we in door onder andere met Turkse en Marokkaanse boeken op de plaatselijke rommelmarkt te staan.

Na verloop van enkele jaren verruilde ik het missionaire werk onder moslims voor het werk in de wijk waar onze kerk in stond. Op zoek naar de impact van de pinksterkerk in die omgeving, werd ik lid van een overleggroep in die wijk. Tijdens een bijeenkomst van de gemeente Arnhem over wijkgericht werken gingen mijn ogen open voor het belang van de aanwezigheid van de kerk in de wijken.

Dit versterkte mijn verlangen om ook als gezin meer impact te hebben in de wijk waar we woonden. Daarom verhuisden we uiteindelijk naar de volkswijk Het Broek in een ander deel van Arnhem. Hier kregen we een spoedcursus ‘leven in een volkswijk’. Door anderen bestempeld als ‘achterstandswijk’. Met vallen en opstaan leerden we om als christen te genieten van het leven in een dergelijke wijk, een daadwerkelijk zendingsgebied waar de kerk al lang uit verdwenen is.

Na die cursus van tweeënhalf jaar verhuisden we opnieuw, naar de wijk Klarendal, waar we nu nog steeds wonen. Onze zoektocht om als christen impact te hebben in onze eigen omgeving verliep via ‘bewoner zijn’ en ‘hulp in de wijk’ naar een groeiend verlangen om iets over ons geloof te vertellen in deze wijk. In 2005 startten we daarom onder de vlag van YfC het wijkproject Villa Klarendal.

Wat die zoektocht ons tot nu toe heeft geleerd, de ervaring die ik daarin heb opgedaan en de kennis die ik daardoor hebt gekregen, hoop ik vanaf nu maandelijks in deze column met u te delen.

Kerstviering in het wijkcentrum

Kerst is de periode waarin elke organisatie zijn eigen vorm van viering heeft. Doordat we vrij vaak op het wijkcentrum zijn voor computerlessen en de voedselbank, zijn ook wij uitgenodigd voor het kerstfeest op het wijkcentrum. We waren van tevoren al ingelicht dat het traditionele eten ditmaal werd overgeslagen. Het zou een feest worden "met een hapje en een drankje". En ja, om halfacht heeft iedereen echt al zijn avondmaaltijd achter de kiezen.

Rond de starttijd komen we binnen en worden gelijk door wat teamleden verwelkomd met een stel consumptiebonnen voor de drankjes. We lopen de grote zaal binnen en stevenen af op een tafel waar wat bekenden zitten. Een stel dames die we kennen van het uitje met Turkse vrouwen naar museumpark Oriëntalis. We komen direct met ze in gesprek over de bekende koetjes en kalfjes van hoe het gaat en hoe druk het wel niet is.

Een paar minuten later kijken we de zaal in en zien aan een andere tafel de dames en heer van de Voedselbank zitten. Drie van hen zijn ook weer vaste bezoekers van de Villa. Twee van die drie doen mee aan de kookclub, waarvan ook een vierde dame aan die tafel (een Afghaanse) deelnemer is. De heer is gehandicapt qua spraak, motoriek en alfabetisering, maar hebben we, na een korte periode computerles, bij de voedselbank geadopteerd als scootmobiel-vrachtwagenchauffeur voor overgebleven pakketten die naar buiten moeten worden vervoerd. Niet dat we daar de laatste tijd veel van hebben, maar het is gewoon gezellig om hem bij ons te hebben en zo is hij ook "van de straat" of "weg van de eenzaamheid". We groeten de dames en heer hartelijk vanaf een afstand en excuseren ons met non-verbale communicatie voor dat we ergens anders zitten.

De avond begint. Het wordt ingeluid met muziek van de wijk-muzikant die met zijn apparatuur en microfoon ons vergezeld met tal van Nederlandstalige liedjes. We genieten van zijn aanwezigheid, vooral als hij halverwege de avond de echte nederlandstalige medley inzet, waardoor we natuurlijk in polonaise door de zaal moeten lopen.

Tussendoor wordt er een toneelspel geïntroduceerd, waarbij van elke club een speler wordt gekozen. Ik mag natuurlijk weer acte de presence geven, om samen met vier anderen als rendier op te treden (vooral te staan en te "slapen"). Uiteindelijk blijkt het een "terugpak-spel" te zijn voor de beheerder die met Sinterklaas een van de teamleden flink te grazen had genomen.

Tijdens de avond wordt ik gevraagd even bij een andere tafel te gaan zitten. Een van de vrouwen vraagt me naar de voedselbank. Haar dochter heeft het moeilijk en ze vraagt hoe zij voor een voedselpakket in aanmerking kan komen. Ik haal snel een folder en leg haar de werkwijze en criteria uit.

Even later wordt er weer gezongen en zie ik wat dames dansen. Een van hen danst alleen. Ik vervoeg me bij haar en met het weinige ritme dat ik in me heb, geef ik haar waardering voor het feit dat ze er is. Ondertussen lachen we wat af. Onder andere vanwege een van onze tafelgenoten, ook vaak in de Villa te vinden, die in zijn eentje een danssolo weggeeft bij enkele prachtig gezongen liederen.

De bingo is aangebroken. Ondertussen hebben we onze drank al gehaald en de hapjes komen ook langs, allemaal door de teamleden langsgebracht. Er wordt uitgelegd hoe de bingo werkt. Na drie keer uitleg en daarna nog een paar keer herhalen daarvan kunnen we beginnen. De eerste bingo voor de bovenste rij komt binnen. Ik mag me vervoegen bij de bingospelleider met zijn lieftallige assistente, blijk een goed stel nummers te hebben en krijg een mooi kado. Na nog drie andere bingorondes (waarvan nog twee andere winnaars ook bij onze tafel vandaan komen - wat is er toch bij die tafel?) is het afgelopen. We pakken de kado's uit. Van het drieluik fotolijstje heb ik thuis al een stel staan. Mijn buurvrouw aan de overkant kijkt haar ogen uit als vervolgens het kado haar kant op komt. Ze glundert van oor tot oor. Zomaar voor haar!

Zo suddert en glundert de avond door. Met nog meer drankjes en hapjes. Met af en toe wat kleine gesprekjes. Met lol als dat nodig is. Rond tien uur worden we toch vooral gemaand om ons laatste drankje tot ons te nemen. En die vooral snel op te drinken, want het team wil snel naar huis. Ik blijf nog even zitten bij de vrachtwagen-man die net zijn laatste pilsje heeft laten aanrukken en natuurlijk niet zo snel alles achter zijn keel kan gieten. Het achterblijven heeft ook een menselijke kant. De man moet ook nog even naar zijn truck worden teruggebracht. Leunend aan mijn arm, groet hij de overgebleven wijkbewoners en samen lopen we de zaal uit. Ik wijs hem erop vooral op de stoep te blijven rijden om onverwachte politieauto's die lastige vragen over het alcoholpromillage kunnen stellen te ontwijken. Hij lijkt mij te begrijpen en rijdt vervolgens toch over straat terug naar zijn huis.

Ik sjouw twee volle kerstpakketten (een voor een collega-computerdocent) terug naar huis. Iedereen wenst me prettige kerstdagen of groet me met een laatste "tot vrijdag". Een laatste zwaai naar de man die als beheerder zoveel doet en een beterschapswens richting hem om over te brengen aan zijn vrouw die helaas met griep thuis is gebleven. En zo togen we weer huiswaarts.

Misschien niet de kerstviering die we verwachten. Maar wel een waaruit blijkt hoezeer mensen het waarderen dat we in de wijk wonen en daar bezig zijn. Ook dat is wel eens wat waard. En daarin waardeer ik dat soort kerstvieringen als de momenten om de meest betrokken wijkgenoten weer eens onder ogen te zien.

zaterdag 13 december 2008

Contextueel (s)preken

Vanaf het begin van Villa Klarendal hebben we ons voorgenomen in ons werk zo dicht mogelijk bij mensen te staan. Dat doen we in onze activiteiten, dat doen we in de liederen die we zingen en schrijven. Dat proberen we ook in de manier waarop we onze praatjes, de kleine preekjes, houden. Die moeten aansluiten bij en relevant zijn voor de leefwereld van onze bezoekers.

Dat is niet makkelijk, want we werken met een rooster en dan komen er wel eens verhalen voorbij waarvoor ik eerst even flink mijn hersenen moet pijnigen om de relevantie van het verhaal voor de levens van bezoekers te laten zien. Dat heb ik met vallen en opstaan geleerd.

Dichtbij komen bij de leefwereld van bezoekers betekent:
* weten wat er in hun leefwereld gebeurt
* kennis hebben van wat ze zien of horen
* weten wat er op het nieuws is, soms ook het shownieuws
* kennis hebben van hun culturele achtergrond
* oprechte humor gebruiken als middel om dichterbij te komen

Dat is mooie theorie, maar hoe gaat dat in zijn werk in de praktijk? Daarom heb ik hieroder een selectie van toespraakjes en de manier waarop ik ze voor bezoekers relevant heb proberen te maken.

De barmhartige Marokkaan
Het verhaal van de barmhartige Samaritaan vertaald naar de hedendaagse werkelijkheid, waarbij een dominee en een priester voorbij liepen en het uiteindelijk een Marokkaan (die we allemaal zo verachten) was die hem oppakte, verzorgde en voor hem betaalde.

Goede voornemens
Het verhaal van Mozes en Jozua in Deuteronomium 31 en Jozua 1.
Hierbij heb ik van internet een lijst goede voornemens uitgeprint en voorgelezen, die voor een deel heel erg serieus waren en voor een deel erg humoristisch:
* Iedere week hardlopen
* meer alcohol drinken, genieten van lekkere meiden, veel sporten, en tyd maken voor me vriendin, hou van jou!!
* Minder vooroordelen hebben en het goede in mensen zien...
* niet meer in bed plassen
* Veul sigaore roke en Roosendaols praote...
Aan de hand daarvan praatte ik met bezoekers over hoe moeilijk het is de goede voornemens vast te houden en uit te voeren. Het bijbelgedeelte laat zien hoe Mozes goede voornemens had, die vervolgens 40 jaar werden uitgesteld en ten slotte moest hij ze overdragen aan zijn opvolger. Aan hem geeft hij hulpmiddelen om de goede voornemens wel goed te kunnen uitvoeren.

Informatie over de bijbel
Heel spannend. Zie maar in een halfuur te vertellen hoe oud de bijbel is, hoeveel schrijvers hem hebben geschreven, uit hoeveel boeken hij bestaat, uit hoeveel delen, en al dat soort taaie informatie die heel erg schools is.
Ik heb er een bijbelquiz van gemaakt, waarbij de bezoekers eerst de quiz moesten invullen. Daarna bespraken we de antwoorden. Die antwoorden waren de feiten die ik de bezoekers wilde meegeven. Ze waren er heel erg bij betrokken.

De rijke man die een graanschuur bouwde
Verhaal over hebzucht en het zoeken van Gods koninkrijk.
Hierbij heb ik eerst een humoristisch krantenartikel over een typisch voorbeeld van vrouwelijke hebzucht voorgelezen rond de uitverkoop van H&M onder de titel "Beuken, trekken en graaien op de winkelvloer". De meeste bezoekers bij ons zijn namelijk vrouwen.
Dat trok de aandacht voor de gelijkenis van Jezus, waarbij duidelijk de onzin van hebzucht naar voren kwam.
Na de uitleg heb ik de gelijkenis naar de hedendaagse praktijk toe vertaald:
Er was een vrouw die haar hele leven niets had. Ze hoorde van een grote uitverkoop waar dure spullen tegen hele lage prijzen werden verkocht. Ze zette alles op alles om die spullen te kopen tegen de laagst mogelijke prijs. Ze sleurde, trok en beukte er op los. Toen ze met zakken vol kleding en allerlei ander moois tegen een hele lage prijs thuis kwam zei ze tegen zichzelf: zo, nu ga ik ervan genieten. Maar God zei tegen haar: dom blondje, nu heb je zoveel spullen tegen een lage prijs gekocht, maar vannacht zal ik je leven wegnemen. Van wie zijn nu al die goedkoop gekochte dure spullen? Jezus eindigt dit verhaal met "Zo gaat het met iemand die altijd maar meer wil hebben, maar in Gods ogen een armoedzaaier is".

Maria en de X-factor
Morgen zal ik het verhaal van de aankondiging van de komst van Jezus aan Maria inleiden door te beginnen met Idols en de X-factor. Maria had immers een bepaalde X-factor die haar geschikt maakte om de moeder van Jezus te kunnen worden. Daar gaan we naar zoeken en samen over doorpraten. Mensen als Sarah en Zacharias werden ook door God geroepen, maar hadden niet direct die bepaalde X-factor waardoor ze eerst door God werden aangesproken of sprakeloos gemaakt alvorens ze die konden toeëigenen.

Je merkt het, het kost soms tijd, creativiteit, inspiratie en transpiratie om contextueel te kunnen zijn en blijven. Maar de reactie van bezoekers is over het algemeen prachtig en ze geven tekenen van herkenning. Ook als ze de rest van de toespraak horen.

vrijdag 12 december 2008

En als je nou echt geen cent te makken hebt?

Een hit van jewelste. Wekelijks hoor ik de update van wat ze nu weer hebben gedaan. Plaats een bekende Nederlander en zijn vrouw voor een maandje in een ander huis, zet ze onder curatele alsof ze even niets hebt en laat ze voor dat maandje voor zo'n luttel bedrag rondkomen. Dat is in het kort de inhoud van "geen cent te makken", het realityprogramma van René Froger en zijn vrouw.

Och ja, de uitkomst is mooi. De Voedselbank heeft ettelijke miljoenen euro's bijgeschreven gekregen en 50.000 donateurs. Allemaal prachtig.

Toch heb ik hier net zo'n gevoel bij als bij het eerder door mij onder de loep genomen GIDSgala.
Froger en zijn vrouw kunnen terug naar de luxe waar ze vandaan kwamen. Zij kunnen zo dadelijk weer rustig in hun luxe auto's gaan funshoppen in een van de mooie winkelparadijzen. Het tijdelijk ondergaan van de moeite en pijn van weinig te hebben wordt weer moeiteloos ingeruild voor de weelderige uitgaven die bij modern BN-land zo gewoon is.

Ze laten mensen achter die hun leven niet kunnen inruilen voor een ander leven. Die week in week uit, maand in maand uit, jaar in jaar uit geen cent te makken hebben. Zie dan nog maar eens rond te komen, met een glimlach op je mond te lopen en het leven te nemen zoals het is.

Nee, Froger en aanhang ruilt "geen cent te makken" moeiteloos in voor "heel veel voor het pakken". Hoe diep zit het bij die familie die het leven even van de achterkant heeft leren kennen? Ik weet het niet. Als ik zelf zoveel inkomen had, zou ik me afvragen of ik een behoorlijk deel daarvan toch niet beter zou kunnen besteden. Als Froger en co nu eens de levensstijl van "weinig te makken" aannemen en de rest in een fonds stoppen voor de allerzwaarste gevallen onder onze volksgenoten?

Maar ja, dat geldt natuurlijk net zo goed voor al die andere vrienden en rijke makkers om hem heen die als enige levensdoel lijken te hebben "zoveel mogelijk graaien of pakken". Wat zou er gebeuren als alle CEO's, bobo's, filmacteurs, tv-presentatoren en hooggeplaatste overheidsdienaars eens 25% van hun inkomen zouden overdragen aan een fonds? Dan zouden we alleen in ons land al misschien het honderd- of duizendvoudige krijgen van wat er nu is opgehaald.

Vandaag deelden we op de werkvloer van het wijkcentrum weer de nieuwe lading pakketten uit. En verkneukelden ons met de afnemers over de grotere aandacht voor de voedselbanken. Maar vroegen ons ook af wat er zal gebeuren als deze hype weer wordt vervangen door de volgende ramp die mensen op aarde treft. Het werk gaat door, met of zonder René en aanhang. De aandacht is mooi, het geld ook. Maar of er na kerst ook nog zoveel in de bakken zal verschijnen en of er dan nog speciale "kille januari"-tassen of pinksterbloempakketten met het logo Linda zullen langskomen, is maar de vraag.

Deze mensen hunkeren naar regelmatige aandacht die niet blijft bij een kort en hevig moment van ach en wee. De warmte van een moment van aandacht voor mensen die zich zonder geld waardeloos voelen is zoveel meer waard. En wie weet, zijn er bij hen kansen te vinden om de moed weer op te pakken en hun leven weer op de rails te zetten.

"Als je nu geen cent hebt te makken, laat je niet in het drijfzand zakken, maar leer om je leven weer op te pakken"

Van blogger naar columnist

In oktober had ik het al aangekondigd in mijn blog.

Komende week gaat het er van komen. Vanaf komende dinsdag zal het Friesch Dagblad regelmatig een column van mij publiceren. De Friezen onder de lezers van mijn blog kunnen dan op bladzijde 2 in hun vertrouwde regionale Noord-Nederlandse christelijke dagblad mijn visie op missionaire ontwikkelingen lezen.

Eerst zullen komende dinsdag en daarna op 30 december twee columns verschijnen om aan mij te wennen en daarna wordt ik in een maandelijkse carrousel gezet samen met Roger Wind, Willem Ouweneel en Sipke Draisma.

Leuk om dat zo mee te maken, vooral omdat ik in het verleden veel in het hoge Noorden heb gedaan rond de organisatie van kinderkampen.

Ik heb afgesproken de dag na publicatie de column ook hier op mijn weblog te publiceren.

donderdag 11 december 2008

De vuile handen van de christen

Ik las net een artikel in het blad van een van mijn favoriete Engelse organisaties, het London Institute of Contemporary Christianity (LICC). Deze organisatie wil christenen helpen om midden in de samenleving te staan en daarin het verschil te maken.

Een onderdeel van het artikel trof me. Het ging over de kredietcrisis en hoe christenen daar mee omgaan. Een opmerking was dat een deel van het probleem wellicht komt doordat christenen wel hebben geleerd om eerlijk en goed in een organisatie te werken, maar dat ze niet geleerd hebben hoe ze daarin structuren kunnen veranderen.

Discipelschap is altijd een persoonlijke zaak geweest. Dat Jezus verder kijkt dan de persoonlijke relatie met Hem en ook vrede wil stichten en zichzelf tot Heer wil uitroepen over alle delen van de samenleving, klinkt voor velen als wezensvreemd. Veel christenen gooien dat ook weg als een uitkomst van "de linkse kerk", waar ze alleen maar met de rechtvaardige samenleving bezig zijn en niet meer met de persoonlijke relatie met Jezus.

Wil de Here Jezus dan dat we leven in een onrechtvaardige samenleving? Wil Jezus dat we ons terugtrekken in onze veilige vesting, in ons eigen koninkrijk, dat we voor het gemak maar zijn koninkrijk noemen, om daar het goede voor te leven? Jezus zelf was woendend, ziedend over de misstanden jegens de zwakken in de samenleving. Hij liet juist hen met Hem meetrekken. Hij sprak de heersers aan en liet ze zien waar ze mee bezig waren.

Als christenen spreken over politiek, zeggen velen dat we er maar van af moeten blijven. Politiek dat is compromissen sluiten. En dan maak je vuile handen. Nee, we staan liever daarbuiten en schreeuwen moord en brand als er weer eens iets verkeerd is gegaan. Dat is lekker makkelijk. Zelf de handen in onschuld wassen, de ander het vuile werk laten opknappen en als wat die ander doet je dan niet zint, hem afkeuren vanwege zijn vuile handen.

Het zout wil niet temidden van de rotzooi komen. Het zout wil liever zuiver en schoon blijven. Dan wordt het niet zo vermengd met al die vuiligheid. Maar het zout heeft zelf niet door dat het een ander doel dient. Het is niet bedoeld om schoon te blijven. Het is bedoeld om smaakmaker te zijn, om te bewaren, om krachtig te zijn, om de vuiligheid te verwijderen, om anderen te bewaren voor struikelen. De weinige christenen die ik in mijn werk tegenkom (als ondersteuner van de gemeentepolitiek) maken echt het verschil. Ze laten zich niet sollen door de waan van de dag. Ze zijn bereid krachtige, inpopulaire standpunten in te nemen. Maar ze zijn ook bereid standpunten van anderen over te nemen of te ondersteunen die hier en daar uit politiek gewin worden weggehoond, maar daardoor wel de meerderheid halen.

Laat het zout weer zout worden om gebruikt te worden in het midden van die samenleving. En als de handen van de christen vuil worden? Dan is onze Here Jezus er om onze vuile handen weer te wassen. En ons ruimte te geven om midden in deze samenleving het verschil te maken.

dinsdag 9 december 2008

Hoe een wens wordt omgezet in daden

Het was juni vorig jaar toen we enkele van onze vaste bezoekers uitnodigden voor een gesprekje. We wilden met hen verder denken over de toekomst en hen stimuleren om zelf in actie te komen.

Een van de vragen die we hen voorlegden was, wat ze nu misten en wat ze zo graag zouden willen doen.

Er kwamen twee dingen uit.
Allereerst misten ze een ontmoetingsplek, een plek waar ze elkaar konden ontmoeten en zomaar konden binnenlopen.
Ten tweede vonden ze de diners zo leuk, dat ze graag met meerdere mensen een kook- en eetclub wilden starten, liefst vanuit een multiculturele insteek.

We zeiden hen niet te snel te verwachten dat dit gerealiseerd zou worden, maar we gingen wel met ze aan de slag om het te verwezenlijken.

Ontmoetingsplek
Door een wisseling van werkers, kregen we afgelopen zomer een teamlid erbij die voor een dag in de week volwassenenwerk doet. Daarnaast is er een stagiaire die vier dagen in de week in de Villa werkt. Beiden kregen als eerste opdracht mee om de wens voor een ontmoetingsplek te verwezenlijken. Ze gingen eerst langs diverse mensen die hadden gezegd dat ze dit graag wilden. Er werd gekeken naar tijd en dagen. En inmiddels functioneert er een wekelijkse ontmoetingsochtend op woensdag. Met gekriebel in mijn buik hoor ik de geluiden over deze gezellige ochtend terug. Mensen zitten om de tafel, hebben het gezellig, kletsen met elkaar, maken grapjes onder elkaar, hebben serieuze gesprekken en doen ook af en toe activiteiten onder leiding van de twee heren of een van de bezoekers.

Afgelopen vrijdag zei een van onze bezoekers dat ze dit nog veel te weinig vindt. Welnee, een ontmoetingsruimte moet er dagelijks komen, niet een keer per week op een ochtend! Goed, het begin is er, de visie groeit, we zien waar het op uit komt.

Multiculturele kookclub
Met de tweede wens ben ik aan de slag gegaan. Vrij snel bleek dat dit zeker niet mogelijk was in het gebouw van Villa Klarendal. In een keukentje dat vol is met drie personen, kun je niet met acht mensen staan. Bovendien is een gasstelletje zonder oven niet zo geschikt voor zo'n activiteit.

Gelukkig kwam Caroline Tensen langszij die in het vorig najaar in haar programma voor Klarendal het wijkcentrum een nieuwe, professionele, keuken bezorgde. Daar moest natuurlijk in gekookt worden en niet alleen maar een keer per twee weken de Nederlandse kost. Verschillende keren heb ik geopperd of onze wens hier uitgevoerd kon worden. Het begon pas te lopen toen er een medewerkers-shift plaatsvond op het wijkcentrum, waardoor een Turkse maatschappelijk werker op het centrum kwam werken. Ik legde onze wensen aan hem voor en samen zijn we, met vallen en opstaan, toegegroeid naar een "landen kookcursus" die net zijn derde week achter de rug heeft. Helaas is het op maandag, waardoor ik nooit tot het einde kan blijven, maar dat is niet erg. Het was de wens van enkele vaste bezoekers van de Villa en die nemen daar nu ook aan deel.

Zo genieten we nu van achtereenvolgens Iraans, Afghaans en "gewoon" Nederlands, gevolgd door nog een potje Iraaks, Surinaams, Marokkaans, Turks, Oegandees en misschien Indonesisch. Samen met mensen van deze diverse achtergronden in de keuken staan, de handen vuil maken aan het te koken spul, genieten van de diverse smaakculturen en daardoor heen waardering krijgen voor elkaars achtergrond. De moslims kwamen maandag in feestkledij, vanwege het slachtfeest, in de keuken en samen genoten we van de zuurkoolstamppot, die helaas voor de vrouw met een hindoe-achtergrond was gelardeerd met rundergehakt. Maar ondertussen leren we elkaar wel kennen en waarderen en gaan de gesprekken langzaam maar zeker naar een diepere level. Soms in een andere taal, omdat de Irakese en Marokkaanse een gezamenlijke taal hebben, en de Iraanse en Afghaanse ook. Kijk, dan zie je ook nog eens wat van de verbindingen tussen volken. Of zoals een van onze vaste bezoekers zei: "ze maken allemaal een soort van Indiaas, ik heb niets nieuws gezien, er is blijkbaar veel waardering voor de Indiase cultuur". Waarop ik haar vriendelijk wees op de kleine verschillen in de Turkse en Griekse keuken die toch elk een eigen benaming hebben en het voedsel toch net iets anders bereiden. Maar dat volken bepaalde onderdelen van de cultuur van elkaar overnemen is hiermee toch wel bewezen.

Hoera, we zijn op weg. Ook weer met nieuwe dingen. De wens was er. Na verloop van tijd konden we de wens omzetten in daden. Voor een deel in de Villa. Voor een ander deel op een andere plek. Maar de mensen genieten met volle teugen. Of met volle happen, want teugen zonder de lekkere hap, geeft zo'n nare smaak. Maar ook genieten van het samenzijn met anderen in de wijk. Om die zo noodzakelijke saamhorigheid, sociale cohesie om maar een modewoord te gebruiken, in de wijk te versterken.

zaterdag 6 december 2008

Discipelschap terwijl je werkt

Vandaag maakte ik een mooi voorbeeld van discipelschap mee. Ik was bezig met een vaste bezoeker om het brood op te halen dat de grootgrutter uit Zaandam in onze wijk gisteren niet meer kon verkopen.

Ineens vertelde mijn collega-werker dat ze afgelopen week een van de andere wijkgenoten sprak die regelmatig in de Villa komt. Die wilde voor komende zondag ook graag iets voor het diner maken. Twee dagen later kwam dezelfde persoon weer bij haar langs om te melden dat ze toch niet in staat is om iets te doen. De reden: ze heeft het druk met haar broer, kinderen en kleinkinderen.

De collega-werker verbaasde zich hierover. Als je toch zoiets moois als een Villa in de eigen wijk krijgt aangeboden, ga je er toch zoveel mogelijk naar toe en laat je daarbij niet hinderen door familieaangelegenheden. Zeker als het om belangrijke zaken als geloof en het leren volgen van Jezus betreft. Daar laat je toch alles voor schieten?

Terwijl we de kar met brood door de straat heen reden, vroeg ik haar of ze nog het verhaal herinnerde van Jezus over de zaaier die zijn zaad uitstrooit over de akker (wat we twee en een half jaar geleden hadden verteld). Dat kon ze zich inderdaad nog herinneren. Van daaruit kon ik duidelijk maken hoe bij de een het zaad dusdanig valt dat ze snel weer overwoekerd worden door de problemen van alledag. Dat bepaalde mensen die we tegenkomen het heel leuk vinden wat we doen, maar na verloop van tijd geen tijd meer hebben, omdat andere dingen hun tijd vragen. En ik kon vertellen dat Jezus zich niet concentreerde of fixeerde op dat overwoekerde zaad, maar juist op het zaad dat wel goed groeide. Dat als wij ons wel met een open hart naar Jezus richten, Hij ons wil helpen om verder te gaan dan die anderen die het erbij laten zitten.

Zomaar een gesprekje van vijf minuten onderweg. Een prachtig voorbeeld van hoe we de afgelopen jaren regelmatig discipelschapsgesprekjes met mensen hadden op straat, aan de deur, bij de voedselbank, in de computerles of bij andere "gewone" activiteiten van de Villa. We zijn samen onderweg, soms als collega's die hetzelfde werk doen en waarin geen sprake is van hiërarchie. Dan mag ik soms iets vertellen over de dingen die ik heb geleerd en is er even een moment van de ene volgeling die de andere volgeling helpt te begrijpen hoe het ook al weer zit.

Overigens had ik nog geen uur later, lopend op straat met wat boodschappen voor morgen, weer een telefoongesprekje met nog een ander. Enkele vaste bezoekers hadden afgesproken inkopen te doen voor het diner van morgen. Een van hen staat bekend als "Scrooge": iemand die liefst niets koopt of weggeeft, maar wel alles voor niets wil hebben. Deze persoon had gisteren aan mij gevraagd haar boodschappen over te nemen, omdat ze het hele weekend in Den Haag is. Die boodschappen had ik net gekocht toen in belde met een van andere de bezoekers. Toen ik tijdens het telefoontje aan de ander vertelde dat ik de boodschappen in plaats van de ander deed, kwam er een niet zo fraai woord uit de mond van mijn gespreksgenoot: "wat is dat toch een vuile....". Ik probeerde haar te kalmeren door te vertellen dat God iedereen heeft gemaakt en liefheeft, ook al doen ze af en toe nogal vervelend. Wat de ander beaamde en kalmeerde. Weer een momentje van hulp aan een ander om te leren hoe Jezus wil dat we met anderen omgaan.

Wat niet wegneemt dat ik bezoeker Scrooge morgen wel de rekening zal voorhouden. Want ook dat hoort bij het samen volgeling zijn: het leren om je afspraken na te komen.

Gezondenen

Twee mensen in een kerkdienst. Iedereen is blij ze weer te zien. De een is gezonden om ver weg te gaan om daar missionair werk te doen. De ander is gezonden om een paar straten verder in de aangrenzende wijk missionair werk te doen.

De een komt een keer in de drie jaar om gedurende een halfjaar weer eens thuis te zijn in het land van herkomst.
De ander is thuis in het land en komt een keer in de vier weken in de kerk om weer even de contacten te verversen en om geestelijk opgebouwd te worden.

De een heeft eerst twee jaar nodig gehad om de taal en cultuur van het land waar hij heen was gezonden te leren kennen. Toen hij na die tijd die taal enigszins sprak en de cultuur een beetje begon aan te voelen, kon hij beginnen aan zijn daadwerkelijke werk. Om na een jaar weer te moeten terugkeren naar het land van herkomst voor het driejaarlijkse verlof.
De ander werkt in de samenleving en woont al ettelijke jaren in de wijk waarheen hij gezonden is. In zijn vrije tijd heeft hij de mensen en de cultuur van de wijk leren kennen en waarderen. Er is geen taalbarrière, alhoewel hij wel merkt dat hij bepaalde woorden die een geschoolde achtergrond verraden beter achterwege kan laten, getuige de gefronste wenkbrauwen na het uitspreken ervan.

De een wordt ondersteund vanuit de kerk en heeft een thuisfrontcommissie die alle zaken op gebied van financiën en gebed voor hem regelt. De kerk bidt ook regelmatig voor hem tijdens de kerkdiensten, vooral wanneer er een speciale zendingsdienst is.
De ander heeft in het begin ongebrip moeten overwinnen van gemeenteleden en de leiding van de gemeente, die niet begrepen waarom hij niet meer zou deelnemen aan de activiteiten van de gemeente, omdat hij zich volledig wilde wijden aan het werk in de wijk. Met enige aarzeling heeft men toegestaan hem en zijn gezin uit te zenden naar de wijk, waarbij wel nadrukkelijk werd verklaard dat het "niet de visie van de gemeente was" en dat de gemeente hem daarom niet zou ondersteunen. Ze respecteerden zijn keuze. Bevriende gemeenteleden in de thuiskerk spreken af en toe hun verbazing bij hem uit over hoe weinig er wordt gebeden voor hem en zijn gezin.

De een zit voor het eerst in die drie jaar in de kerkdienst en wordt met zorg en vreugde omringd door de gemeenteleden die hem hebben gemist. Ze zijn blij hem weer te zien. Ze hebben zijn nieuwsbrieven gelezen en zijn nu benieuwd naar zijn persoonlijke verhalen. Hij wordt vanaf de kansel verwelkomd en wordt gevraagd op het podium te vertellen hoe de Heer hem gezegend heeft.
De ander zit er ook bij en mag meeluisteren. Anderen spreken hem aan om te vertellen hoe geweldig zij het vinden dat de ander zo ver weg gaat om daar iets van Gods boodschap te mogen vertellen. Hij beaamt het belang ervan. Hij wordt niet op het podium gevraagd of omringd door verwarmde contacten om hem heen.

De een gaat weer terug na een halfjaar om weer door te ploeteren met de taal en het werk wat toch wel zwaar is als je maar de helft ervan verstaat. Zeker, er komen mensen tot het geloof. Er gebeuren geweldige dingen. Maar de vraag blijft bij hem knagen of hij echt aansluiting heeft gevonden bij de bevolking waar hij naar toe is gestuurd. Hij denkt terug aan de warme contacten en belangstelling van gemeenteleden in zijn thuisland. Die een bepaalde verwachting van hem hebben over hoe fijn en geweldig het is om daar in het verre land het geloof te mogen verkondigen. Hij heeft een hekel aan dat voetstuk en merkt hoezeer het werk hem tegenvalt en niet voldoet aan de romantische verwachtingen die hij ervan had.
Ook de ander ploetert door. Hij wordt maar weinig gebeld door de gemeenteleden. O, zeker, als ze in de kerk zijn, is iedereen zeer belangstellend, voor het moment. En iedereen die hij spreekt wil toch graag eens bij hem langskomen. Maar in het drukke bestaan komt het er gewoon niet van. De relaties in de wijk verstevigen en er ontstaat langzamerhand een wijkkerk waarin mensen uit de wijk warmte en genegenheid vinden. Ook bij hem knaagt het, maar dan meer over het gebrek aan ondersteuning, waardoor hij een gewone fulltimebaan heeft en het andere wijkwerk ernaast moet doen. De mensen willen graag dat hij langskomt. Maar ja, een week van een fulltime werker heeft maar vijf avonden en die zijn al snel gevuld met activiteiten en de noodzakelijke vergaderingen.

Twee mensen. Beiden zijn gezonden. Naar ver weg en naar dichtbij. Daardoor ontstaan verschillende beelden. Bij de een het romantische beeld van ver weg gaan. Bij de ander het beeld van werk doen naast het eigen werk. Ze worden allebei bekeken door anderen. Bij de een als een geweldig werker die grote dingen doet. Bij de ander als een van de velen die in het land werk voor God doet. De een heeft financiële ruimte om het werk te doen, maar mist de aansluiting bij de taal en cultuur om effectief te kunnen werken. De heeft wel voldoende aansluiting bij taal en cultuur en is daarom effectief in het werk, maar mist juist weer die financiële ruimte om daar goed handen en voeten aan te geven.

Twee vormen van eenzaamheid die zo zeer verschillend zijn, maar ook weer raakvlakken hebben. Want beiden ervaren hoe het is om gezonden te zijn. En beiden begrijpen waarom Jezus zegt dat de velden wit zijn om te oogsten, maar dat er zo weinig arbeiders zijn. En degenen die er wel zijn hebben geen tijd om het te doen, omdat ze of hun tijd aan taal of cultuur moeten besteden, of fulltime in de maatschappij moeten werken om brood op de plank te kunnen hebben.

vrijdag 5 december 2008

Eten voor de wijk

Dinsdagavond. Voor het eerst sinds tijden ben ik op die avond weer eens vrij. De wekelijkse computerles is afgelopen. Om iedereen daarvan in kennis te stellen loop ik toch nog even naar het wijkcentrum om postertjes op de ramen te plakken waarop de wijkgenoten kenbaar wordt gemaakt dat men in december alleen nog op vrijdag iets in de computerzaal kan doen.

Na afloop kom ik in gesprek met de vrijwillige beheerder die het vuur uit de sloffen loopt voor "haar" wijkcentrum. Ze zit wat onderuitgezakt, met een scheve mond. Het is niet leuk meer, vertelt ze. De beroepskrachten lopen allemaal langs elkaar heen. Sommigen zien je niet eens staan en groeten niet meer. En dan gaat het centrum over een paar jaar ook nog over naar een ander gebouw. Daar gaat ze niet meer mee naar toe. Ze vertelt ook over het jaarlijkse kerstfeest. Dat was altijd een echt feest, want het begon met een flink lopend buffet, georganiseerd door deze supervrijwilliger. Iedereen was er altijd over te spreken. Tot dit jaar. Het feest is haar uit handen genomen door de beroepskrachten. En het eten? Het wordt vervangen door wat hapjes van zeventig cent per stuk. Zoveel zijn vrijwilligers dus nog waard. Er is geen geld meer voor.

Vanavond zag ik de aankondiging op goedgelovig.nl over de primeur van goedgelovig.tv. Reporter Johan toog met camera en in zijn kielzog een Marokkaanse en Turkse Vogelaarbuurters als een christelijk Gert-Jan Dröge naar het GIDS gala op 24 november dat in het teken stond van "Pracht[wijk]jongeren". Prachtige christelijke satire met een knipoog naar de bezoekers.

Maar goed, dat gala zette me aan het denken. Hooggeplaatste christenen met veel geld krijgen een leuke avond aangeboden en in ruil daarvoor brengen ze geld op voor het goede doel, de moderne zielige negertjes uit het donkere Afrika: de pracht[wijk]jongeren.

Voor slechts €2500 kon men een tafel reserveren voor acht gasten, waardoor de goed bedeelde de avond kon doorbrengen met één bekende Nederlander en een lid van één van de organisaties aan de eigen tafel.

De opbrengst natuurlijk bestemd voor zielige "jongeren en integratie in de aandachtswijken".

En natuurlijk kreeg de gast waar voor zijn geld:
* Een avondvullend, multimediaal programma.
* Spreker: Minister André Rouvoet.
* Een uitgebreid diner.
* Informatie over de jongeren en het werken in de aandachtswijken.
* Afwisselende optredens o.a. Daniël Wayenberg.
* Een veiling van bijzondere en ludieke (kunst)items.

Dat is nou eens leuk. Gezellig met elkaar, een bekende Nederlander en een organisatievertegenwoordiger een avond doorbrengen voor die wijken. Gezellig met elkander eten voor de wijk.

Ik ben benieuwd hoeveel mensen van de organisaties nu echt in de wijk wonen en hoeveel er aan de tafels zaten die echt iets konden vertellen over de nood van jongeren in de wijk.

Het contrast is groot. Waar aan de ene kant met een gala kan worden gegeten voor de wijk, is er aan de andere kant geen geld meer voor een jaarlijkse buffetmaaltijd voor het "goud in de wijk". Met een geweldige slogan voor de wijk wordt ergens ver weg van die enge prachtwijken, in een luxueus onderkomen, een avondvullend programma gedraaid voor al die jongens en meisjes onder elkaar.
Wat zou het effect zijn geweest als een dergelijk programma was gedraaid tijdens ons wijk-kerstfeest? Elke tafel bezet met enkele pracht[wijk]vrijwilligers die in geuren en kleuren kunnen vertellen over de moeite en pijn waarmee ze hun vrijwilligerswerk doen, maar ook de vreugde en liefde waarin ze dat werk doen. Dat zou nog eens zoden aan de dijk zetten. Weg met die eeuwige BN-ers en vervang ze voor goede VN-ers aan tafel.

Wie weet komt het er nog eens van om zo'n prachtdiner in prachtwijken te organiseren. Ondertussen zie ik als onderdeel van een van de "ontvangende" organisaties uit naar het bedrag dat van het gala overkomt naar onze Villa Klarendal (die geen The Mall is, dus of wij er van kunnen meegenieten???).

Kunnen we daarvan misschien in de wijk een heel klein multicultureel integratiefeestje mèt eten organiseren...

dinsdag 2 december 2008

Gemeenschap en samenleving

Een paar weken geleden had ik weer een trieste ervaring van hoever de kerken afstaan van onze samenleving. De kerk waar ik vandaan kom, een locale pinkstergemeente in Arnhem, hield een braderie. Het leek hen leuk en zinvol eigen spullen te verkopen en de opbrengst daarvan aan de gemeente te schenken.
Ik fluisterde de organisator, op een ochtend dat ik ik de gemeente was, in het oor dat zij wellicht de braderie breder bekend zou kunnen maken in de wijk waar de kerk in gehuisvest is. Dat vond ze een prachtig idee. Er werden foldertjes gemaakt en die werden huis-aan-huis verspreid.
Er zijn helaas slechts enkele wijkgenoten gekomen. De reden is voor niemand bekend. De vraag was echter of de gebruikte methode met alle post- en reclamemateriaal wel zo geschikt was. Ik had haar gezegd posters op te hangen in de winkels. Dat werd ook gedaan door de organisator van een straatrommelmarkt. Onze organisator probeerde het alleen bij de grote supermarkten. Waar zij werd geweigerd.

Deze situatie deed mij pijn. Ik merk hoe ver de meeste kerken en gemeenten afstaan van de samenleving en de mensen die hen van dichtbij in de straat meemaken. Voor de meeste wijkbewoners zijn kerkgangers, steeds vaker komend met de auto, alleen maar overlastgevend. Ze zien de kerk alleen als ze uit de auto stappen en snel over straat richting kerk gaan. De kerk, dat is een gesloten gemeenschap, waar alleen maar hoge drempels zijn waar je overheen moet stappen om er binnen te komen.

Dat is voor mij de reden geweest te experimenteren met hoe ik als christen, deel van de grote kerkgemeenschap, onderdeel van de wijkgemeenschap kan zijn. Als de mensen niet meer naar de kerk komen, moet de kerk maar naar de mensen gaan. Toen we langzamerhand wat meer voor onze wijk gingen doen, was dat met een open mind en een open blik naar de mensen en de wijk toe. We wilden geen dubbele agenda hebben waardoor mensen het gevoel zouden hebben dat we activiteiten deden om uiteindelijk mensen te bekeren.

Dichtbij mensen staan en hun noden zien en erkennen, daar begint het mee. We wilden mensen de kans geven om aan ons te wennen. Dat deden we door veel met hen te praten over de dingen die ze meemaken. Dan leer je langzaam maar zeker zo'n wijk wel kennen. Juist mensen die al hun hele leven in de wijk wonen, zijn daar de geschikte mensen voor. Door met enkele van deze buurtgenoten op te trekken, begon onze kennis over de wijk te groeien.

De activiteiten die we deden, verrichtten we als vrijwilligers onder de vlag van een reguliere wijkorganisatie. Er was toen best wel veel onenigheid tussen ons werk en het werk in het wijkcentrum. Wij trokken ons niets aan van die onenigheid en legden contacten met de werkers die we wekelijks tegenkwamen. Daardoor leerden we voor een deel ook de professionals in het wijkcentrum kennen en waarderen. Ik heb daardoor gemerkt hoe goed het is om zoveel mogelijk samen te werken. Door samen voor hetzelfde te staan, werden we deel van het geheel. Deel worden van die organisatie, gaf een gevoel van saamhorigheid. We kwamen niet van buitenaf om "maar even te helpen". Nee, we maakten er deel van uit, wat vertrouwen wekte.

In gesprekken kwam ook af en toe ons geloof naar voren. Doordat we al veel hadden gedaan, was het voor de wijkbewoners niet vreemd om dat te horen. Ze linkten dat daaraan en we merkten dat mensen daardoor meer open stonden voor wat we zeiden. Wij waren al een tijd bereid om ons zonder woorden voor de wijk in te zetten. Mensen die dat met zo'n harde werkers mentaliteit doen, daar wil je wel eens naar luisteren.

Voor veel christenen is een dergelijke vorm van werken wezensvreemd. Wij zijn immers de kerk en wij hebben de waarheid in pacht. Mensen om ons heen moeten op zoek zijn naar de waarheid en zullen getrokken moeten worden naar het gebouw van de kerk toe. We organiseren activiteiten van binnenuit naar buiten, waar we eerst beginnen met bidden, vervolgens gaan we erop uit, nodigen mensen uit om naar ons toe te komen en gaan vervolgens weer terug in de hoop dat mensen onze uitnodiging aannemen om bij ons binnen te komen. Deze methode wordt ook wel inside-out genoemd, een verwijzing van wat we doen: we gaan van binnen naar buiten.

Ons werk in de wijk gaat van het omgekeerde uit. Wij staan "buiten", we begeven ons onder de mensen. Daar ligt ons werkterrein en daar is ook ons thuis. Daar willen wij ook vertrouwd mee raken, zodat de dingen die mensen meemaken ook gelijk zijn aan wat wij meemaken en omgekeerd. Doordat we zo vertrouwd met elkaar zijn is het verschil tussen "binnen" en "buiten" niet zo groot meer. Wijzelf, als ambassadeurs van Christus, zijn immers vetrouwd met de mensen met wie we omgaan. Als er dan mensen zijn die op wat voor manier dan ook interesse tonen voor het geloof, dan nodigen we ze uit voor een brunch en viering bij Villa Klarendal. Doordat wij daar ook zijn, is de Villa voor die bezoekers al een vertrouwde omgeving. We gedragen ons daar niet anders dan op de andere dagen dat we hen tegenkomen. Daardoor is er een natuurlijke en vertrouwelijke weg tussen het wijkwerk en het geloof. Het geloof is daardoor weer tussen de mensen en staat niet ver van hen af.

Daarom vermijden we telkens ook woorden als "kerk" of "gemeente", maar gebruiken bekende woorden als "Villa", "brunch", "diner", "viering" of "ontmoeting".
Interessant daarbij (en een leuke vraag voor de toekomst) is dat sommige vaste bezoekers (gemeenteleden in kerkelijke taal) inmiddels enthousiast mensen uitnodigen voor de Villa, de brunch/diner en viering. En wat vragen ze dan: Kom je ook naar onze kerk, waar we lekker eten? Waarop ik dan moet uitleggen dat die "kerk" Villa Klarendal heet. Ik weet nog niet of het enthousiasme van deze gemeenteleden blokkades zal gaan opwerpen door het woordgebruik, of alleen maar enthousiasmerend zal zijn, omdat de anderen onze leden al zo goed kennen.

Midden in de samenleving staan. Ik blijf het een uitdaging vinden. Om dichtbij mensen te staan en onderdeel uit te maken van hun leven. Om met hen samen te werken en zodoende het vertrouwen te winnen voor een gezamenlijke relatie. Een relatie die ik niet dwangmatig wil aansturen op spreken over het geloof. Maar die ik organisch wil aangaan, waarbij ik in alle spontaniteit mijzelf, de ander en God de kans wil geven om in echte relatie met elkaar te komen. Mijn relatie met hen wil ik niet laten uitgroeien tot "een contact" zoals dat zo mooi in evangelisatietermen wordt gebruikt, maar tot "een vriend" of "een vriendin", waarin de hartsrelatie voorop staat. Dat wordt het contact tussen elkaar ook hartelijk en warm en ontstaat er een gemeenschap waar veel mensen in deze wereld zo naar hunkeren. Zoals een vrouw laatst tegen me zei: "ik heb behoefte aan familie die naar me omziet, voor me zorgt en meeleeft en -denkt met de dingen die ik moeilijk vindt". Waarna ze gelukkig zei dat ze twee redenen heeft om in Arnhem te blijven wonen: de rust voor haar zoons en haar relatie met ons. Zo dichtbij verlang ik naast mensen midden in de samenleving te komen staan.