dinsdag 19 februari 2008

En dan nu: feesten!!!

Mijn post over Missionaire Liedcultuur heeft op diverse blogs een reactie opgeleverd.

De leukste tot nu toe is een concrete uitwerking van mijn vraag om feestnummers. Johan ter Beek heeft de creatieve pen ter hand genomen en is met het volgende nummer gekomen. Als een "klein kadootje voor de Villa". Met dank neem ik hem hier over.



HET LAATSTE VEL

(refrein)
Denk niet bij het laatste vel, wie na mij komt, wie na mij komt
Denk niet bij het laatste vel, die redt zich wel.
La, la, la, la, laaaaa, la, laaaa, la, la, la
La, la, la ,la, laaaaa. la, la, la, la, laaaa

(couplet1)
Ik zat laatst een te poepen, de hele pot lag vol!
Het bleef ook erg plakken en dat was echt geen lol.
Een regenwoud aan WC papier verdween toen in de pot.
En toen het laatste vel bedrukt was ging de deur weer van het slot.

(refrein)

(couplet2)
Nu praat ik over het milieu, 't is net een scheiterij.
Ik stinkt haast m'n auto uit als ik in die file rij.
Mijn kinderen zullen nooit meer spelen in bossen zoals hier.
Want die zijn gekapt voor meubels en voor WC papier!

(refrein)

(couplet3)
En als je wil geloven, dan lees je in de bijbel:
Gods liefde staat geschreven en wel tot op HET LAATSTE VEL.
En als je dat gelezen hebt en je doet het boek weer dicht...
dan ben je een sukkel als je denkt: ik ben tot niets verplicht.

want... ik... zeg.... (refrein 2-18x met polonaise)


Wie volgt???

zaterdag 16 februari 2008

Missionaire liedcultuur

Terwijl ik nadacht over het "succes"-verhaal van Matthijs Vlaardingerbroek (zie mijn vorige blog), moest ik aan iets anders denken. Ik wilde dat in mijn reactie op zijn weblog zetten, maar ik denk dat het beter is een aparte blog daarover te schrijven.

Het heeft namelijk te maken met de hele discussie over de liedcultuur in de evangelische en charismatische gemeentes (ik mag inmiddels wel kerken zeggen). Daarin neemt de liederenbundel van Opwekking een centrale plek in. In de discussie daarover las ik een lezenswaardige bijdrage van Kees van Zetten in het Friesch Dagblad van dinsdag 12 februari jl. (met dank aan weblog Kole's Queeste).

Van Zetten begint zijn artikel met de opmerking dat zijn kritiek wordt gegeven vanuit betrokkenheid met deze liedcultuur en de mensen erachter. En dat iedereen kan constateren dat deze liedcultuur voor veel mensen een grote zegen is. Dat is voor hem van belang om aan te geven vanuit welke achtergrond de kritiek wordt gegeven. Het citaat waar ik dieper op wil ingaan begint hij met de opmerking dat er genoeg aan te merken is op het opwekkingslied. Daarna gaat hij verder:

"Ik beperk me tot enkele essentiële punten. Het belangrijkste is de ijking aan de grondwet van het kerklied: de psalmen. Er zit behoorlijk wat frictie tussen deze twee. De in de opwekkingsbundel opgenomen psalmen bestaan uit positief gekleurde fragmenten. Op zich kunnen dit goede liederen zijn, maar ze missen een aardedraad. In dit verband leidt de kennelijk gewenste schifting tussen ‘liederen die op God gericht zijn’ en ‘liederen die al te mensgericht zijn’ tot een uiterst merkwaardige discussie. Immers, in de psalmen komen beide kanten aan het woord. Het psalter staat bol van existentieel-menselijke beleving én het goddelijke gegenüber. Het is - Buberiaans gezegd - het boek van de Ontmoeting waar beide partijen elkaar vinden of soms niet.. Wat bijvoorbeeld te denken van psalm 95 en 89 die beginnen met uitbundige lofprijzing en overgaan in een tomeloze klacht?"

Dit citaat raakt me diep. In onze zoektocht naar goede, fijne, positieve teksten waardoor we gezegend worden en we God aanbidden, zijn we de menselijke kant kwijtgeraakt. Ik kan me een zangleider herinneren die zei dat hij bij lied 497 "ik wil leven door uw Geest" niet uit de voeten kon met de zinsnede "Ieder woord schiet te kort en ik voel me verward...", want: als christen kun je toch niet verward zijn, laat staan erover zingen! Hij zong dan maar "verwarmd".

In de cultuur van positivisme lijken onze aanbiddingsliederen te worden meegezogen. Het zijn prachtige liederen, maar gaan maar naar een kant toe: van mij naar God. Dat er daarnaast nog een menselijke kant is met emoties waaruit verdriet, twijfel, woede, angst spreken; dat wordt in die liederen niet (of nauwelijks) meer geuit. De vraag is dan ook of die emoties, die vooral te maken hebben met onze eigen gebrokenheid, uit die gemeentes worden weggeduwd (onder het mom van "we zijn toch overwinnaars?").

Is het tijd voor Opwekking om zich ook eens te richten op andersoortige liederen? In de christelijke liedcultuur mis ik de volksmuziek en de feestmuziek. Ik zou het heel prettig vinden als ik met een gerust hart een Opwekkingslied aan de straat met carnaval zou kunnen afspelen. Want als er al feestmuziek in de bundel is opgenomen, is die erg sterk gericht op de toekomst: wanneer Jezus komt, lopend door de gouden straten. Ik zie al voor me dat de swingende carnavalsoptocht voorbij komt en ik "dansend over de gouden straten" afspeel. Die straten zijn nu echt nog steeds van steen of asfalt, hoor!

Muziek en liederen die gericht zijn op het hier en nu, die de menselijke emotie aan- en uitspreken. Die mensen laat zeggen: "dit lied zegt precies de strijd, pijn en moeite die ik nu voel".

Wordt het tijd om de eerste "Villa"liederen op te nemen in de Opwekkingsbundel?

Mooi werk, moeilijk werk

De afgelopen dagen heeft Matthijs Vlaardingerbroek zich in zijn weblog uitgesproken over het gevaar dat we over ons werk als christenen alleen maar positief nieuws verspreiden.

Ik denk dan na over de afgelopen jaren die we nu in Villa Klarendal bezig zijn. Nog geen twee maanden na de eerste brunch en viering zaten we al vol met bijna 30 mensen. Bezoekers vonden het gezellig en leuk en kwamen graag.

Langzamerhand begonnen we hen wat beter te leren kennen en zagen we een driedeling tussen bezoekers. Sommigen genoten werkelijk van het eten en de onderlinge contacten (hoewel sommigen zelfs met het laatste moeite hadden, want de rest was wel heel erg "zwart"). Anderen vonden de bijbelverhalen ook heel mooi. Een derde groep wilde met die bijbelverhalen ook graag iets in hun persoonlijke leven doen.

We zijn nu tweeëneenhalf jaar verder. Vorige week hadden we als team een gezellig etentje waar we allerlei vragen bespraken. Een van de vragen was waarom de laatste tijd veel minder volwassenen komen. Er is namelijk een vaste kern kinderen dat gemiddeld een keer per twee weken komt (de andere week zijn ze een weekendje bij de eigen vader of moeder). Het aantal vaste volwassen bezoekers is geslonken tot een kleine tien mensen.

Mijn antwoord op deze vraag was dat het nieuwtje er voor sommigen ervan af is. Ze hebben het gezien, er is weer iets anders voor in de plaats gekomen waar ze nu al hun tijd in steken (het is zo druk - ik heb een kleinkind - ik ben veel ziek). Waar richten we onze aandacht dan nu op, is de vraag. Laten we die mensen die ooit geweest zijn en die nu minder vaak komen hun eigen gang gaan, of doen we alle moeite om hen erbij te blijven betrekken? Vragen waar we niet direct antwoord op hebben. Voor mijzelf hoef ik niet zo nodig tijd te steken in mensen die niet verder willen. We bieden het aan en ze komen niet (meer).

Was het Jezus zelf niet die een verschil maakte tussen de menigte (de mensen die hem volgden omdat hij zo interessant was en mensen genas) en zijn volgelingen? Hij besteedde een groot deel van zijn tijd aan die laatste groep. Dat waren er uiteindelijk maar twintig of twaalf (afhankelijk van of je vrouwen bij die groep rekent). Toen de menigte zich na verloop van tijd van Hem afkeerde (het nieuwtje was eraf, zijn boodschap was toch wel heel moeilijk), vroeg hij zijn volgelingen of zij die menigte ook niet moesten volgen. Ze bleven en toonden daarmee werkelijk volgeling van Jezus te zijn. Dat aantal volgelingen was maar klein in de ogen van modernistische gemeentegroei experts. Het was toch dat aantal, dat werd uitgezonden en een verandering teweeg bracht in de toenmalige wereld.

In die zin is ons werk in de wijk moeilijk. We moeten namelijk daarmee ook onze eigen wensen en gedachten achter ons laten en niet blijven denken in termen van aantallen, maar leren denken in termen van kwaliteit. Bovendien zien we de mensen die wel komen niet alleen op zondag, maar ook op meerdere dagen in de week. Niet alleen de zondag waarop bijbels onderwijs wordt gegeven is heilig. Ook de dagen waarop we samen werken, samen met mensen op straat kletsen of sociaal werk doen zijn belangrijk om mensen te helpen iets van Jezus' liefde te laten zien.

Tegelijkertijd moeten we dit in het totale perspectief blijven zien. Elke dag spreken we met mensen in onze buurt over belangrijke zaken in het leven (waaronder over het geloof), waar gevestigde kerken jaren zonder succes bezig zijn geweest deze wijk te beëvangeliseren. Regelmatig vinden er clubs plaats waar mensen, kinderen en jongeren, kunnen zien hoe gelovigen reageren en leven. De groep mensen die ons kent groeit met behoorlijke regelmaat. Het grootste deel van deze mensen heeft nog nooit een kerk van binnen gezien. Ik vrees dat ze, naast ons, alleen maar christenen zijn tegengekomen die schreeuwend een "bekeer u" preek afstaken richting het winkelend publiek. Het zal dan ook een tijd duren voordat we met deze groep mensen over het geloof zullen spreken. Maar ik weet dat God werkt in rustige groei en niet met haast of manipulatie. Laat die mensen dus maar rustig genieten van de dingen die we samen met hen of voor hen doen. Wat begint met een positief woordje of een knipoog, kan uiteindelijk uitgroeien tot iemand die er echt voor gaat

Ik wil geen positief nieuws verspreiden, maar ook geen negatief nieuws. Er is een tijd om te genieten van de mooie dingen en de vele mensen die op een activiteit afkomen. Er zijn tijden waarop bepaalde dingen wat minder mensen trekken. Daarom wil ik eerlijke verhalen vertellen. Van genieten van succes tot zweten en tranen op momenten dat het minder gaat. En of dat "minder" nu ook minder is in de ogen van God is dan maar de grote vraag.

Missionair werk: het is vallen en opstaan; lachen en huilen; werken en uitrusten; praten en luisteren. Missionair werk is daarom volgens mij niet anders dan het gewone leven. Als wij maar bereid zijn ons te geven en niet bij de minste geringste tegenslag de oren te laten hangen. Mocht dat wel gebeuren (niets menselijks is ons vreemd), dan willen we opnieuw de ogen en al het andere dat in ons is ten hemel richten om ons nieuwe moed, nieuwe kracht en nieuwe ogen te geven om weer door te gaan.