dinsdag 30 november 2010

Column Friesch Dagblad 26: Is de kerk stervende?

De kerk is dood, leve de Koning’. ‘Laten we zwijgen over de kerk en het weer over God hebben’. Onderzoeken laten de gestage teruggang zien van leden van de katholieke kerk en de grote protestantse fusiekerk, waarin men de PvdA-truc hanteert om minder verlies dan verwacht als winst te omarmen (‘Het ledenverlies neemt de afgelopen jaren licht af!’) Als ik kijk naar de kerkgebouwen die worden afgebroken of worden ingericht als kantoor, woonruimte of gezellige buurtruimte, dan bekruipt mij het gevoel dat ze gelijk hebben. Het loopt af met het geloof. Er zijn meer afhakers dan aanhakers.

Aan de andere kant zijn er prachtige diensten, geweldige samenkomsten, heerlijke grote, volle zalen, kampeermanifestaties met hoge bezoekerscijfers en bijbehorende juichende recensies. Wie dat ziet en meemaakt, krijgt niet het gevoel dat er iets ergs aan de hand is. Cijfers lijken erop te wijzen dat orthodox-gereformeerde kerken, de pinksterkerken en de evangelische gemeenten tegen de tijdgeest in blijven groeien. Daar zijn nog megakerken te vinden van honderden tot duizenden kerkleden. Wie er in zit wordt meegezogen met het positivisme dat de beweging, organisatie of kerk uitstraalt.

Toch ook hier een maar. Een boek dat is uitgekomen met interviews van gemeenteleden die de evangelische gemeenten via de achterdeur hebben verlaten. Mensen die ‘ooit evangelisch’ zijn, zich post-evangelisch noemen, traumatisch zijn van het evangelisch evangelie of uitgekotst zijn door het amateuristisch hogere management dat deze beweging kenmerkt. Bovendien is in de Geestvervulde beweging van geen statistiek sprake, waardoor cijfers slechts giswerk zijn. Daar waar ze wel zijn becijferd of onderzocht komen we een hoog overgangsgeloof tegen. Protestantse kerkleden lopen over naar het meer vrijere evangelie. Er is nauwelijks sprake van gelovigen die uit het niets zich bij de nieuwe kerken aansluiten.

Wat betreft de orthodoxe kerken is ’s lands Grootste Gereformeerde Krant (afgekort ND) zeer happig op verhalen van mensen die aanschoppen tegen de kerk van herkomst, zeker waar het de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt betreft. Deze week nog werden woorden getrokken uit de mond van een kritische, spraakmakende jonge dominee uit die kerk. ‘De Gereformeerde Kerken vrijgemaakt zijn ten dode opgeschreven’, horen we hem verklaren. Niet het geloof is ten dode opgeschreven, maar het systeem dat er van is gemaakt.

De kerk is dood. Het is een vervreemdende uitspraak voor wie midden op de Biblebelt zich bevindt tussen de duizenden gelovigen die dit smaldeel in Nederland kenmerkt. Het roept vraagtekens op voor de Drachtenaren of degene die tientallen kilometers rijden om zich te laten vermaken in de megakerk in het noorden des lands. Maar is het juist daar niet dat het sterven van de kerk zich ten volle openbaart? Ik hoor van kleine kerken die het hoofd nauwelijks boven het water kunnen houden. Leden besluiten het kleine kuddeke te verwisselen voor een grote moloch waar ze een half uur voor moeten rijden. Ze worden er meer opgebouwd, ze genieten van de mooie diensten, de geweldige toespraken. En rijden weer terug naar de plaats van herkomst, opgebouwd zodat ze er weer een week tegen kunnen.

De kerk als gemeenschap. Een boek dat prijkt in mijn boekenkast. Waar is die nog te vinden? Een kerk waar mensen om elkaar geven. Waar het budget niet grotendeels wordt opgeslokt door het mooie podium, de entourage, de filmcamera’s, de beamer of de techniek. Maar door armoedebestrijding, onderlinge zorg, cursussen om elkaar te ondersteunen. Waar het milieu niet wordt vervuild getuige de honderden auto’s die door goed opgeleide parkeerwachten professioneel worden binnengeleid. Maar waar mensen worden opgeleid om elkaar te ondersteunen in hun dagelijkse zorgen en noden.

De kerk is stervende. Maar is het een stervende zwaan of een achtergelaten graankorrel in de grond? De eerste is hopeloos verloren en kunnen we nog met een prachtig requiem, gezang ten grave brengen. Afgelopen. Voorbij. Einde verhaal. De tweede biedt hoop. Een stervende kerk die vrucht voortbrengt. Een kerk die bereid is zijn opgebouwde privileges af te leggen voor een hoopvolle toekomst. De schil van uiterlijkheden, knellende regels en wetten of prachtige diensten en grootse samenkomsten, afgelegd om weer tot de kern te komen van wat de werkelijke groei betekent. Leven uit de dood. De opstanding van de kerk.

zaterdag 13 november 2010

Artikel over nieuwe kerken in Elsevier

In de Elsevier van komende week wordt aandacht geschonken aan verschillende nieuwe kerken. ‘t Is een korte en treffende schets van ontwikkelingen op het vlak van nieuwe kerkvormen. Ondermeer Stars (Eindhoven), Villa Klarendal (Arnhem), Via Nova (Amsterdam), Zingeving op de Zuidas (Amsterdam) en In de praktijk (Den Haag) komen kort aan bod.

zaterdag 6 november 2010

Dualisme of holisme

Ik kom nog even terug op mijn ervaringen van afgelopen woensdag. Ik vond het namelijk een prachtig voorbeeld van dualisme versus holisme. Om dat te begrijpen eerst even een uitleg van deze begrippen.

Sinds de Verlichting is in de westerse kerk een dualistisch denken ingeslopen ten opzichte van het leven in onze samenleving. Het leven in de kerk, het geestelijke leven staat daarbij centraal, maar ook tegenover het leven in deze wereld. God is te vinden in het geestelijke domein. Alles wat daar niet mee te maken heeft, is verdacht, ongeestelijk en kan maar beter worden gemeden.

Daar tegenover staat een nieuwe beweging die in deze wereld het geloof wil uitspreken over alle aspecten van deze wereld. Christenen hebben een taak in deze wereld, die niet alleen beperkt is tot het geestelijke domein. Hun taak is om in de seculiere, niet gelovige, wereld christen te zijn en de principes van het evangelie daarin te laten doordringen. Er is geen tegenstelling tussen de wereld waarin men met het geloof bezig is (het sacrale) en de wereld die helemaal van God los is (het seculiere). Deze wereld is een geheel (holistisch) en mensen moeten als zodanig worden benaderd.

Mijn ervaringen met de twee verhuisdames is een voorbeeld van het laatste. De twee waren beide op zoek naar een huis. Ik kom langs en kan de twee aan elkaar verbinden. Daar zie ik een werking van God in. Hij heeft mij geleid om in de materiële behoeften te voldoen. In dualistische denktermen zou dit een prachtige manier zijn om de twee van het hoofddoel te overtuigen: het evangelie van Jezus. Het gebeuren op zich is minder belangrijk, want het gaat om behoeften in deze wereld. We kunnen maar beter uitzien naar wat gaat komen en ons bezig houden met ons 'zielen'-leven. In holistisch denken is ook de eerste scheppingsopdracht van belang. God schiep ons niet alleen om met Hem te leven, maar ook om met elkaar te leven, met behoeften aan materiële zaken, eten, een positie in de samenleving, gemeenschap met anderen, seksualiteit. Wij zijn geroepen om daar gehoor aan te geven. Als we dat doen, doen we net zozeer Gods wil als wij het evangelie brengen.

Mijn ervaringen in de avond waren een voorbeeld van het dualistische denken. Een geweldige aanbiddingsdienst, waar op zich niets mis mee was. Maar waar wel opmerkingen werden gemaakt, dat we nu God wilden ontmoeten. Die ontmoeting, met andere woorden, kon plaatsvinden door vooral samen te aanbidden (wat dan bedoeld wordt als: samen zingen en bidden). Terwijl ik dat hoorde, bedacht ik me dat ik God die dag in alle aspecten die ik deed al had ontmoet. Tijdens de OR-bijeenkomst, de ontmoeting met de dame, de computerles, het coachingsgesprek en ook nu tijdens deze avond. Maar er werd het gevoel gegeven dat nu de tijd was om God te ontmoeten. In het vervolg van de avond was er een moment waarop mensen voor zich konden laten bidden. Waarin ze de zegen van God mochten ontvangen. Over enkele mensen hadden de leiders een speciaal woord. Ik kreeg het gevoel dat dit DE manier is waarop God werkt. En als Hij bij ons niet zo werkt, er iets mis bij ons was. Maar terwijl ik buiten stond te praten met de rokende dame, was er net zozeer de aanwezigheid van God als binnen. Dat de sfeer deze vrouw niet aansprak was niet erg. Want in mijn ogen werkt God op diverse manieren. Op de manier die op dat moment binnen gaande was. Maar ook op de manier van gesprekken tijdens het roken.

God gaat overal met ons mee en wil ons daar gebruiken. Er hoeft geen heilig gebouw, geweldige sfeer of mooie liederen aan te pas komen vooraleer hij gaat werken. Hij vraagt ons als gelovige in deze wereld te leven. En Hij gebruikt ons ook zonder grote manifestaties of spontane ontmoetingen. Ook als we trouw ons werk doen en dat integer doen. Zonder dat we het weten, stralen we daardoor een beeld uit van wat een christen is. Soms merken we daarvan na verloop van tijd de resultaten. Vaak ook helemaal niet. Toch geloof ik dat zo'n holistisch leven gewenst is. Christenen horen niet alleen in de kerk. Ze moeten naar buiten om daar hun licht uit te stralen en zout te zijn.

donderdag 4 november 2010

Zomaar een 'vrije' dag

Vandaag had ik een vrije dag. Althans, dat dacht ik. Tussen negen en elf zat ik bij een vergadering van de Ondernemingsraad van de gemeente Arnhem. Er komt weer een grootscheepse organisatieverandering aan en daar moet de medezeggenschap bovenop zitten. Dus had ik een deel van mijn dag ingeruimd voor deze voorbereidende vergadering. Na afloop sprak ik nog wat na met enkele collega's.

De genuttigde koppen koffie werkten op mijn blaas, waardoor ik niet rechtstreeks naar de uitgang liep om naar mijn sportschool te gaan die op het opvolgende to-do-lijstje stond, maar naar het toilet. In de grote ontmoetingsruimte op weg naar die plek zag ik een goede bekende van Villa Klarendal zitten die een tijd lang uit beeld was. Of ik er niet even bij wil komen zitten. Wat ik na de noodzakelijke ontlading deed. Ze vertelde me haar verhaal, dat voor hier privé blijft. Een vraag kwam boven: ze wilde graag van huis ruilen. Of ik niemand wist die een appartement wilde ruilen voor een benedenwoning. Na enige creatieve hoofdbrekens drong bij me door dat een sporadische bezoeker van de Villa al tijden op zoek is naar iemand die haar appartement wil betrekken in ruil voor een benedenwoning. Dus belde ik die persoon en gaf mijn telefoon door aan de ander. Er werd om een uur een afspraak gepland en omdat de straat onbekend was, sprak ik af om rond die tijd als wegwijzer te fungeren.

Drie kwartier later dan gepland reed ik naar de fitnessruimte om een beperkter dan gepland programma af te werken. Na afloop was ik met de fiets net op tijd om mevrouw het adres te tonen. De twee bleken elkaar toch al te kennen.

Na een beleefd afslaan van de koffie racete ik naar huis om daar aangekomen even een werktaak uit te voeren. Niet voor lang, omdat het alweer tijd was om naar mijn computerleerlingen in het wijkcentrum te gaan. Daar aangekomen werd ik in een bezettingsdiscussie gezogen, omdat aan een andere gebruiker van het wijkcentrum onze computerruimte op deze dag permanent was toegezegd. Prachtige discussie wie nu wanneer voorrang had. Uiteindelijk werd voor de andere groep een nieuwe ruimte gevonden waar ze terecht kunnen als wij bij de computers moeten zijn. Dan waren de standaard plichtplegingen van koffie en thee gereed zetten aan de beurt die ik vervolgens naar de zaal bracht.

Een cursist zat al netjes te wachten, die ik volgens afspraak een eindtoets bezorgde waar hij de rest van de les zoet mee was. Ondertussen was ook een nieuwe persoon de zaal binnengekomen, die me vroeg naar de vervolgcursussen. Na een korte uitleg wilde ze zich inschrijven en vulde ze het inschrijfformulier in. Vrijdag zal ze het inschrijfgeld komen betalen en dinsdag start ze de cursus bij twee andere collega-vrijwillige-docenten. Dan hadden de inmiddels tot drie uitgegroeide computerstudenten mijn volle aandacht. Vragen over Excel 2007 wisselden zich af met die over de rekenmachine, het kladblok en het downloaden van MP3-bestanden van internet. Tussendoor nog snel een afspraak verzetten die ik om halfvijf had gepland met de opbouwwerker. En een enthousiast bedanktelefoontje van een van de ruildames die me meldde dat de ruil een feit was. Met dit alles werd het alweer snel halfvier, einde van de les.

De volgende gast diende zich aan. Tussen halfvier en halfvijf stond een coachingsgesprek met de stagiaire van Villa Klarendal gepland. Gesprekken over hoe hij het werk in de wijk ervaart. Veel vragen van zijn kant over het hoe en waarom van bepaalde manieren van werken. Na afloop werden de niet genuttigde koffie en thee en de leeggedronken kopjes van de computerles in de daartoe bestemde plekken achtergelaten. Tijd voor mijzelf. Tijd voor een maaltijd in een leeg huis vanwege een reünie, een dansles en werk van de andere huisgenoten.

Stipt halfacht stond een bezoeker van de Villa aan de deur met wie ik naar een speciale zendingsavond in onze oude kerk zou gaan. Ze zag er enigszins anders uit en al snel zag ik dat ze haar gebit niet in had. Ik vroeg haar of ze niet iets miste, waarop ze verschrikt naar haar mond greep en meldde dat hij thuis nog in de Steradent stond om lekker fris voor de dag te komen. Volgens mij was de gebitsloosheid geen groot probleem, maar ze stond erop om gebitsvol te verschijnen. Dus gingen we om tien voor acht met mijn zoon en het gebit inmiddels weer in de mond op weg naar de avond. Een prachtige avond met veel zingen en aanbidden in een stijl waar mijn gast op een gegeven ogenblik helemaal genoeg van kreeg. Geen nood. Ik kende het gebouw van haver tot gort en leidde haar onopvallend naar de uitgang, waar we een kwartier konden bijkomen met sigaret, frisse lucht en een ontspannen gesprek. Dat deed goed en daarna was de informatie uit Mongolië voor haar niet zo dodelijk vermoeiend als het voorgaande en zaten we met gloeiende oortjes te horen en te kijken naar wat God in dat verre land aan het doen was. De laatste sessie van samen God zoeken was voor mijn gast weer een brug te ver. Ze had behoefte aan rust en een kroket en ik geleidde haar naar buiten, waarna ik de sessie vervolgde.

Elf uur kwamen we thuis. En zo lig ik nu op de bank, terwijl we de nieuwtjes van de dag hebben uitgewisseld en ondertussen wat films hebben bekeken.

Zomaar een 'vrije' dag. Wie aan 'vrij' denkt, denkt aan een lekker-lui-languit-liggen-en-niets-doen. Hier niet dus. Althans, niet vandaag. Maar wel zo'n dag waarvan je achteraf zegt dat 'ie zinvol is besteed. Datzelfde geldt voor de afgelopen dagen als ik zo terug kijk. Leven met Jezus, missionair werk, 'tentenmaker' in Nederland: never a dull moment. Het is een groot avontuur, met elke dag weer iets nieuws.

Column Friesch Dagblad 25: Oh Oh Cherso

Het is een veel gehoorde klacht. Onze samenleving verruwt en verhardt. In de politiek worden de fraaie omgangsvormen inmiddels met voeten getreden. Mevrouw of meneer de voorzitter wordt langszij gezet en de spreker richt zich rechtstreeks tot de spreker. Waarbij de termen “u bent knettergek”, “effe dimmen” of het onlangs gehoorde “ja, dat is huilie huilie, mevrouw…” over het ooit zo gewaardeerde katheder knetteren.

De verruwing en verharding zet zich door in de populariteit van tv-programma’s. ‘Oh oh Cherso’ waarin jongeren uit Den Haag zich tegoed doen aan het uitgaansleven in Chersonissos (Kreta) en alles wat er gebeurt tot en met de niets ontziende nachtscenes live te zien zijn op tv is in korte tijd zeer populair geworden. Typetjes uit de Haagse buurten nemen geen blad voor de mond of voor wat dan ook en gooien alles open en bloot. Een niets ontziende openheid wordt de kijker geboden. En het is razend populair.

In de politiek was het een lang gekoesterde droom. De politiek moest dichterbij het volk komen. De parlementariërs moesten Jip en Janneke taal gaan spreken. Eerst spraken ze een taal die voor het gewone volk niet verstaanbaar was. In allerlei wollige, omfloerste en technische termen werden de onderwerpen voor het voetlicht gebracht. Dat was niet goed. Het moest anders. Ze hebben gekregen waar ze om vroegen. In een Jip en Janneke taal waar de honden geen brood van lusten. En met de vereenvoudiging van de taal kwam ook de verruwing van de omgangsvormen. Het is alsof men denkt dat als er eenvoudige taal wordt gesproken, ook de omgang moet worden vereenvoudigd. We passen ons aan aan wat gangbaar en vooral populair is. Van Oh oh Cherso tot de brutaliteit van Geen Stijl. Politiek nieuwe stijl; politiek Geen Stijl. Blaf de ander af, dan gaat ie vanzelf liggen. Of komt er een reactie en hebben we een leuk debat.

Is al die vervolksing en vereenvoudiging nu een verbetering? Ik weet het niet. Aanpassen aan de mores van het volk is op zijn zachtst gezegd vreemd. De politiek heeft hoe dan ook een voorbeeldfunctie. Als dat voorbeeld dan het gewone leven van het volk imiteert, is dat een teken dat er geen leiders meer zijn in het land. Dat zij het gedrag tenminste goedkeuren.

De media heeft wat dat betreft ook een eigen rol. Gaat het alleen om wat leuk en populair is? Dienen de kijkcijfers het Grote Doel? Typerend was de reactie van mediagoeroe Joop van den Ende met zijn dubbelzinnige uitleg over programma’s als ‘Cherso’. Hij zou uit persoonlijke overtuiging dit soort programma’s willen verbieden. Want welk voorbeeld geeft dit aan jeugd. Leef er maar op los, doe wat je wilt, zeg wat je wilt. Maar goed, een geweldige producer die de tijdgeest aanvoelt en een dergelijk programma uitzendt.

Cherso hoor ik in de verhalen van jongeren in mijn buurt. De man met het bleke haar legt zijn oor zeker dichtbij ons soort wijken, want dat is gewone spreektaal. En een deel van de omgangsvormen vind ik terug in hoe men hier met elkaar omgaat. Joviale klap op de schouder. Een beetje jennen. Een beetje de ander uit de kast lokken.

Jip en Janneke zijn terug. Maar hun taal is niet bedoeld om te jennen, te sarren of de ander vliegen af te vangen. Achter hun taal zit het nieuwsgierige en open gedrag van kinderen die nog vrij en onbevangen in het leven staan. Ik wil een leider zijn die zo in het leven staat. Niet in alles meegaan in hoe men leeft. Net even anders. Sprekend in de taal van het volk. Niet cynisch, rauw en hard. Maar open, liefdevol en onbevangen.