vrijdag 20 september 2013

Wie doet niet mee?

Vandaag in De Volkskrant, op de voorpagina een artikel met de kop "Arme wijk doet niet mee". Dat moet ik lezen, want mijn nekharen gaan direct omhoog bij het lezen van dergelijke berichten. Terwijl ik het lees, hoor ik op de achtergrond dat het journaal het artikel citeert. De arme wijken zullen niet meedoen met de participatiemaatschappij.

Het artikel bevestigt de kop. Ik lees dat er een groep is "armere passieven", mensen met weinig geld die vaak in flats wonen waar ze hun buren nauwelijks kennen.

Tussen neus en lippen wordt kond gemaakt van de groep "welgestelde passieven", vaak relatief jong met goedbetaalde banen. "In alle drukte en ambitie zijn ze opvallend weinig bereid iets te doen voor anderen" aldus de onderzoekers.

Aha. De kop had dus net zo goed anders kunnen zijn. "Yuppen doen niet mee", Toekomstige leiders doen niet mee" of "Jonge ambitieuzen willen niet participeren". Maar nee. Het gaat, weer, om de arme wijk. Dat een groep welgestelden fijn voor zichzelf gaat, vind ik veel bedreigender. Dat worden onze toekomstige leiders, die onze toekomstige wetten zullen samenstellen. Als die nu al alleen voor zichzelf gaan, belooft weinig goeds voor de solidariteit in de toekomst.

Maar het blijkt geen probleem. Als bij de egoïstische welgestelden de nood aan de man komt, hebben ze wel geld om iemand in te huren. Ik ben benieuwd of ze bereid zijn om hun portemonnee te trekken om hun buren in nood te helpen. Want dat is ware participatie. Dat je jezelf belangeloos inzet voor de ander. Maar ik vrees dat dit soort ambitieuzen hun ambitie in alles laten doorklinken en wonen in villabuurten waar ze hun buren nauwelijks kennen (want ook die zijn alleen bezig met zichzelf)...

Ik woon in een arme wijk. Maar de participatie is er rijk. Buren helpen en zorgen voor elkaar. Hoe anders dan die middenklassewijk waar ik vroeger woonde, waar je elkaar alleen kende vanachter de gordijntjes waar je werd bekeken. Als ik mensen die daar wonen vertel over onze arme wijk, komen we vaak tot de conclusie dat een arme wijk soms heel rijk kan zijn en een rijke wijk soms heel arm.

dinsdag 10 september 2013

Column Friesch Dagblad 61: kerksluiting en een geestelijk thuis

We gaan vandaag naar de kerk. Waar kerk jij? Tot voor kort uitdrukkingen die in het Nederlands spraakgebruik ingeburgerd waren. Wat bedoelden we? We gingen met zijn allen naar een gebouw dat speciaal bedoeld was voor mensen die lid waren van de groep om op die plek hun geloof te uiten en te vieren. Het ging samen. Het gebouw en de mensen die er samenkwamen. Vaak was het gebouw nog belangrijker dan de mensen. Dat blijkt wel uit de opstelling van de meeste kerken. In rijen achter elkaar opgesteld luisterend en kijkend naar een podium of een eenmansplek.

Het enige moment dat je contact met de buren had, was om de meegekomen familie een standje te geven omdat ze niet stil waren of om de directe buren een pepermuntje te geven om de preek door te komen. En als je wegging knikte je beleefd naar de naaste buurman of -vrouw om snel naar de koffie thuis te gaan, waarvoor je wellicht wat kennissen, vrienden of familieleden na de kerk had uitgenodigd.

Toen kwam de tijd van de kerksluiting. Met veel verdriet moesten mensen toezien hoe de kerk waarin zij waren gedoopt, getrouwd en van waaruit zij welicht hun ouders naar hun laatste rustplaats hadden begeleid, werd gesloopt of overgenomen door een niet-kerkelijk gebeuren. Nooit meer zouden ze vieren op de plek waar zoveel herinneringen lagen.

Op sommige plekken ging de kleine kudde verder als gemeenschap. Ze huurden een schoolgebouw of een buurthuis en kwamen daar samen voor hun vieringen. Ze lieten veel gemeenteleden achter die de pijn van het verlies van het kerkgebouw niet te boven kwamen, en moesten in kleinere getalen samen uitvinden hoe het is kerk te zijn zonder de sfeer van een speciaal daarvoor ingericht gebouw.

Als ik deze ervaringen afzet tegen onze eigen ervaring met kerk-zijn in een wijkgerichte setting is dat heel anders.

We delen het gebouw momenteel met andere gebruikers. We richten het zondags speciaal in. Mensen komen samen in het gebouw waar ze als peuter op de peuterspeelzaal, als kind op de kinderclub en als volwassene op een van de wijkclubs zaten en zitten. Een vertrouwde omgeving dus. Zondag is het ‘Villadag’.

We delen niet alleen het gebouw met anderen. We delen ook de mensen. Diezelfde mensen gaan naar clubs in de wijk. Soms ook naar andere kerken. Daarmee wordt een christelijke gemeenschap diffuser. Want wie erbij hoort en wie niet, lijkt niet duidelijk. En toch ook weer wel. Wekelijks staan dezelfde mensen klaar om de handen uit de mouwen te steken en de woorden tot zich te nemen. Zij voelen zich bij ons thuis.

zaterdag 7 september 2013

Gerechtigheid in de kerken

Morgen spreek ik bij de baptistengemeente Arnhem Centrum over "zoek eerst Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid".
Een gedicht dat ik tegenkwam en mij heel erg aansprak wil ik morgen laten zien en horen, maar ook hier met jullie delen.

Ik was hongerig
En u stelde een liefdadigheidsgroepje samen om mijn honger te bespreken
Ik zat in de gevangenis
En u liep rustig naar uw kapel om voor mijn vrijlating te bidden
Ik was naakt
En u vroeg zich af hoe het met mijn moraliteit gesteld was
Ik was ziek
En u knielde neer en dankte God voor uw gezondheid
Ik was dakloos
En u hield een preek voor mij over de geestelijke bescherming van de liefde van God
Ik was eenzaam
En u liet mij alleen om voor mij te bidden

U leek zo heilig, zo dicht bij God
Maar ik ben nog steeds hongerig – eenzaam – en koud

De betuttelende kerk of de kerk die ruimte biedt

Net gelezen in het Reformatorisch Dagblad, met dank aan Johan ter Beek voor de tip...

Onkerkelijken VS: Kerk is betuttelend


VENTURA. Amerikanen keren zich tegen de kerk omdat zij zich vaak door christenen betutteld voelen. Dat blijkt uit een deze week verschenen rapport gebaseerd op een langjarig onderzoek onder onkerkelijken, dat het instituut Barna samen met Lifeway uitvoerde.

  Van de niet-kerkelijk gebonden Amerikanen, de zogenoemde ”nones”, zegt 87 procent dat ze een afkeer hebben van kerken omdat deze snel een afkeurend oordeel vellen over hun gedrag, uiterlijk of standpunten. „De kerk heeft de reputatie op te treden als een rechter over andersdenkenden. Dat imago heeft zich inmiddels bij veel onkerkelijken bijna onwrikbaar vastgezet”, concludeert Thom Schulz, een van de leiders van het onderzoek.

Met deze afkeer van betutteling hangen ook de bezwaren tegen de vorm van communicatie tussen kerkelijken en niet-kerkelijken samen. Veel nones zeggen geen behoefte te hebben aan een preek waarin hun verteld wordt hoe zij zich op grond van de Bijbel moeten gedragen. Zij zitten vol met vragen en willen die kunnen stellen. Schulz: „Kerkdiensten zijn volgens hen te veel eenrichtingverkeer. De dominee spreekt, de kerkgangers moeten luisteren. Tegenspraak is niet mogelijk. Dat roept kennelijk verzet op.”

Ruim 85 procent van de onkerkelijken noemt de christenen „een verzameling hypocrieten.” Daarbij gaat het dan niet zozeer om het verschil in gedrag op zondag en door de week. Wat de nones vooral steekt is dat voorgangers en kerkmensen suggereren op alle levensvragen een helder antwoord te hebben „terwijl ze bol staan van de twijfel.”

Vierde reden voor onkerkelijkheid is dat het geloof in God en de Bijbel voor de nones niet relevant zijn voor hun leven. „Er is bij velen een hunkering naar een god die voor hen zorgt en liefdevol voor hen is. Overigens constateren de onderzoekers dat deze hunkering ook bij kerkelijken voorkomt. Slechts 44 procent van de kerkgangers zegt met regelmaat de nabijheid en bemoeienis van God in hun leven te ervaren.
___________________________________

Waarom spreekt mij dit nou zo aan? Omdat dit vaak is wat ook wij terughoren van mensen in onze wijk. Wij zullen ze niet in een hokje "non" zetten, maar ze zijn het vaak wel.

Zonder gelijk te zeggen dat wij de oplossing hebben, want dat is wel erg aanmatigend, willen wij met Villa Klarendal wijkbewoners de ruimte geven om God en christenen op een andere manier te leren kennen. Zonder de uitkomsten van bovenstaand onderzoek te kennen, hebben we geprobeerd met een aantal kenmerken dit soort, vaak helaas terechte, vooroordelen weg te nemen.

Het gaat veel nones erom dat christenen met een oordeel klaar staan over hun levenswijze, zonder dat ze een persoonlijke relatie hebben opgebouwd. Wij hebben ervoor gekozen om mensen van harte uit te nodigen voor onze activiteiten vanuit de grondhouding "je mag komen zoals je nu bent". We willen geen oordeel vellen over hun levensstijl. We willen in relatie met mensen komen. Ze leren kennen en waarderen. We beseffen dat er maar Een is die een echt oordeel kan vellen over hun èn mijn levensstijl. Laat Hem dat dan ook maar doen en laat ons als zijn ambassadeurs mensen van harte welkom heten in de kring.

Omdat veel mensen met vragen zitten, hebben we ervoor gekozen onze preken ("praatjes", want maar maximaal 10 minuten lang) zo interactief mogelijk te laten zijn. Er is ruimte voor gesprek, vragen of (on)zinvolle opmerkingen. Daardoor ontstaat ook op het niveau van de preek een relatie van hart tot hart waarin mensen hun hart kunnen luchten. Op het gevaar af dat de 10-minuten praatjes worden uitgerekt tot 30 minuten.

We willen zo eerlijk mogelijk met mensen omgaan. Dat lukt niet altijd. Maar ik heb wel zondagen gehad, waarin ik tegen andere bezoekers vertelde dat ik even een baaldag had, dus dat ze me even met rust moesten laten. Daarmee leren mensen ons niet alleen met ons vrome, opgepoetste smoelwerk kennen, maar is er ook ruimte om onze achterkant te leren kennen. We willen een dusdanige relatie met mensen op te bouwen dat ze ook iets kunnen zien achter de mens die wij zijn met al onze christelijkheid daardoorheen geweven.

Een belangrijk onderdeel in onze vieringen is de gebedstijd. We vragen mensen persoonlijk te vertellen waarvoor we kunnen bidden. Dat doen de meesten. Dat nemen we ook serieus. Soms gaat het over zware onderwerpen als levensbedreigende ziekte, de noodzaak te verhuizen of geboortes en overlijdens in de eigen omgeving. Soms over schijnbaar minder belangrijke dingen als het examen van de komende week, het hondje dat ziek is, of die ene vaste relatie waar ze zo naar hunkeren. Maar elke gebedsvraag nemen we serieus. Door er samen voor te bidden, laten wij zien dat wij erbij betrokken zijn, maar nog belangrijker: dat God erbij betrokken is. En... God verhoort de gebeden. Van de gelovigen. Maar ook van de "on"gelovigen, niet zo gelovigen of anders gelovigen. De moslimvrouw, de Antilliaanse, net tot bewuster geloof gekomen, gelovige en de verstokt katholieke maar in zijn hart zeer gelovige kregen heel snel een ander huis. De verslaafde niet-gelovige ervoer ondersteuning en kracht bij zijn afkickperiode (ook al viel hij snel daarna weer terug in een verslaving aan een ander product). En wij zagen onszelf niet als meer dan de ander, dus deelden in de gebedstijd door onze pijn en moeite te delen en daarvoor te laten bidden.

Dat bidden gaf ook ruimte aan een ander aspect. Want wekelijks werd gebeden voor bepaalde noden die niet werden verhoord, of althans: voor het oog nog niet. Moet je dan maar stoppen met bidden? Of gewoon ermee doorgaan? Af en toe vertelden we erbij dat dit nu de zoveelste keer was dat we ervoor baden. Dat we in bidden ons vertrouwen uitspreken dat God het hoort en verhoort. Maar dat wij als mensen niet Gods gedachten kunnen zien of raden. Dus dat het ook voor ons een raadsel is waarom het ene gebed al na een week wordt verhoord en het andere na een jaar nog steeds niet. Dat dit "we weten het niet" hoort bij ons leven. En dat ook wij daarmee worden geconfronteerd. En dat we het "we weten het niet" dat menselijkerwijs wordt tot "we begrijpen het niet" terug mogen leggen bij de liefdevolle God.

Geloven en leven met gelovige, niet-zo gelovige, niet-gelovige en andersgelovige buren is en blijft kortom een zoektocht waarin wij voor de mensen die wij nu zijn tegengekomen een, ongetwijfeld gebrekkig, antwoord op hebben gevonden dat voor nu werkbaar is. Zo zal ieder ander in zijn eigen buurt of sociale omgeving, met zijn eigen gaven, talenten en gebreken en met die van de mensen met wie hij werkt moeten proberen een antwoord te geven op de oproep van Jezus om zout en licht te zijn in deze wereld.