woensdag 29 december 2010

Column Friesch Dagblad 27: Kerst in de wijk

Al snel na Sinterklaas werd het zichtbaar. Huizen die versierd werden met lampjes. Kaarsen voor de ramen. Kerstmannen, arresleeën of andere verlichte of gekleurde pracht en praal in de tuin. Het was weer aanstaande. De tijd van Kerst was aangebroken.
Het leven is koud. Alles speelt zich af achter de warmte van de huizen waarin wijkbewoners zich verkneukelen in gezelligheid rondom een boom en wat verlichting.

Iedereen is al bezig geweest met de voorbereidingen. Ook bij Villa Klarendal hadden we de prettige last van de Kerst. Wij krijgen jaarlijks kerstpakketten die we mogen uitdelen aan mensen in onze wijk. Dus was onze eerste activiteit direct na Kerst het binnensjouwen van grote en kleine pakketten. Daarna ging het in rap tempo. Bekijken welke mensen we een pakket geven. Lijsten samenstellen met al die mensen. Kijken of er geen dubbelingen in voor komen. Mooie kaartjes maken met informatie over wat we doen en een uitnodiging voor de kerstviering.

De dinsdag en woensdag voor Kerst was gereserveerd voor de ophaalservice. Ons hele gebouw werd grondig in kerstsferen gebracht. Tafels werden aangekleed met gezellige kleedjes die verwezen naar het mooie feest. Kaarsen op tafel, zodat de felle lampen de sfeer niet zouden bederven. Lekkers op tafels dat je alleen met Kerst op tafel zet. Chocolademelk schenken waar we normaal limonade uitgeven. Mensen kwamen binnen. De een bleef twee, drie uur zitten om zijn of haar levensverhaal te vertellen. De ander verlangde in de kou zo naar zijn thuis dat ’ie snel het pakket ophaalde en weer wegging.

In twee dagen werden op die manier 199 pakketten weggewerkt. Allemaal richting mensen die wel iets meer konden gebruiken in deze tijd (en ook in de tijd daarna natuurlijk, maar daarvoor worden -met uitzondering van de voedselbank - nu eenmaal geen pakketten geleverd). Wat een verschil in reacties ook. De een blij verrast en overdonderd door het geheel, wat in alle vormen werd uitgedrukt. De ander met uitspraken als ‘het wordt ook steeds minder’, ‘mag ik twee pakketten in plaats van een’ en non-verbaal uitdrukkend dat zij hij toch wat minder vond. De dankbaarheid en tevredenheid van de een en de hebberigheid en ontevredenheid van de ander.

Met dit soort dagen en bij dit soort gelegenheden komen we de ware mens tegen. Hoezeer je het ook verpakt in gezelligheid, warmte of knusheid. Als het om ontvangen gaat, komt de ware aard al snel boven tafel. Wat is het dan lastig om mensen vriendelijk te woord te staan. ‘Alstublieft, hier is uw mooie pakketje!’ ‘Hm, mooi, het kan er ook niet van af, hè?’ ‘Tja mevrouw, een gegeven paard mogen wij niet in de bek kijken. Wij hebben het ook maar gekregen. Geniet er maar van.’ Waarop de ander met een gebrom het pakketje uit de handen weggriste, snel wegbenend naar de uitgang.

Wie dat meemaakt heeft al snel de neiging het bijltje erbij neer te gooien. Wat een ondankbare mensen. En als die mensen ook nog een bepaalde culturele achtergrond hebben, willen we ook nog het zelfstandig naamwoord voor het land van herkomst erbij noemen. Waar doe je het dan voor, was mijn vraag. Om zelf dankbaarheid terug te krijgen? Wat leuk, fijn, mooi dat jullie dat doen! Of om te geven zonder terug te verwachten? Dat zijn lastige vragen. Want dan blijkt dat niet alleen bij de ontvangers de ware aard naar boven komt, maar ook bij de (door)gevers. Dan blijkt dat ‘oog om oog tand om tand’ makkelijker boven komt drijven dan het moeilijker ‘heb hen onvoorwaardelijk lief’.

En dan zijn wij niet eens in een stal geboren, in een familie afkomstig uit een achterlijke streek, met de vinger nagewezen omdat onze moeder nog voor haar trouwen zwanger was.

zaterdag 4 december 2010

Reactie op mijn column: Bethelkerk als ‘moloch’ is kritiek die geen hout snijdt

De column die ik dinsdag schreef en publiceerde heeft in het noorden van het land veel vragen en kritiek opgeleverd. Een van die reacties is afgelopen donderdag in het Friesch Dagblad als opniniestuk verschenen. Om de lezer een eerlijk beeld te geven hieronder de tekst van deze reactie.

Columnist Rick Jansen schreef kritisch over mensen die hun plaatselijke gemeente verwisselen voor ,,een grote moloch waarvoor ze een half uur moeten rijden”. Grote woorden, vindt Douwe Hellinga, lid van de Bethel in Drachten. Hij richt zich tot Jansen.

Beste meneer Rick Jansen,

U schrijft in het Friesch Dagblad over de vraag of een stervende kerk vrucht voortbrengt. Feitelijk komt u aan het slot tot de conclusie dat er alleen hoop is voor de kerk als de gelovigen bereid zijn alle uiterlijkheden, wetten, knellende regels of prachtige diensten en grootse samenkomsten af te leggen. Terug naar de kern. Terug naar de opstanding. Een stervende zwaan als synoniem van een stervende kerk is hopeloos verloren.
Mooi gesproken. Maar waarom bekruipt me nu toch dat onaardige gevoel dat u met die stervende zwaan onder meer de megakerk in het noorden des lands bedoelt? Is dat nu mijn altijd (veel te?) kritische geest?
Ja, u hebt gelijk. Ik behoor bij de mensen die afscheid hebben genomen van de plaatselijke protestantse gemeente. En elke zondag rijd ik niet een half uur maar zelfs drie kwartier (enkele reis) naar de grote moloch (!). Weliswaar in een superzuinig en belastingvrij dieseltje, maar inderdaad, ook daaruit komen onwelriekende, milieuvervuilende dampen. En ja, we worden op het parkeerterrein naar de plek gewezen door professionele parkeerwachten. We genieten van mooie diensten en geweldige toespraken. En zeker, we worden opgebouwd.
Ik heb op internet gelezen dat u leiding geeft aan een missionaire wijkgemeenschap in Arnhem.

Fijn, dat u dat doet voor de Heer. Ik heb de Heer daarvoor bedankt.
Maar waarom die kritiek, beste broeder? Kent u de door u beschreven megakerk? Bent u in de diensten geweest? U mag kritiek hebben natuurlijk, maar vindt u het nu echt noodzakelijk deze kerk te vergelijken met een moloch? U moet toch weten wat er in de Bijbel bedoeld wordt met deze afschuwelijke afgod?

U zet vraagtekens bij mij en alle andere mensen die naar deze kerk rijden. Want u schrijft, ik citeer: ‘Maar is het juist daar niet dat het sterven van de kerk zich ten volle openbaart?’ Daaruit moet ik wel opmaken dat u deze kerk ziet als een stervende zwaan waar niets goeds uit kan voorkomen.

Grote woorden. Misschien kunt u zich eens wat beter laten informeren over het reilen en zeilen van deze megakerk. Dan kunt u meteen worden geïnformeerd over de honderden kinderen in de wekelijkse jeugddiensten, over de honderden vrijwilligers, over de ondersteuningscursussen. En - niet vergeten - de aanpak van de armoedebestrijding. Of horen hoeveel mensen tot levend geloof komen en zich laten dopen. Dat is werkelijke groei!

i Douwe Hellinga is (onbezoldigd) lid van de Vrije Baptistengemeente Bethel in Drachten en woont in St. Annaparochie. Reageren: douwe1@telfort.nl.