dinsdag 10 december 2013

Column Friesch Dagblad 64: Gods vervanger op aarde?

Het nieuws kwam met golven over ons heen. Een 95-jarige was overleden. Altijd gewoond in een ver land op een ander continent. Jarenlang gestreden voor zijn goede doel. Aanvankelijk geweldloos. En toen dat niet door de tegenpartij werd opgepakt, pakte hij de wapens op.

Opgepakt. Vele jaren in de gevangenis doorgebracht. Met afgrijzen tegemoet getreden toen hij plotseling werd vrijgelaten. Nu zou het land worden uiteengereten in een bloedige burgeroorlog. Niets van dat alles. De bevrijde gevangene predikte vergeving en verzoening. Verbazing alom. Het werd de basis voor de ontmanteling van het apartheidsregime. Hij en zijn toenmalige partner in vrede Frederik de Klerk kregen de Nobelprijs voor de Vrede.

Een mooi mens. Nelson Mandela. Iemand die stond voor zijn overtuiging en zich daar niet van af liet brengen. Een groot voorbeeld voor de hele wereld. Een vredestichter. Een verzoener. Ja, zelfs de Volkskrant opende zaterdag de voorpagina groots met ‘Gods vervanger op aarde?’

Dat zet aan het denken. Mensen willen graag voorbeelden zien. Leiders waar zij zich aan op kunnen trekken. Die doen waar ze zelf niet aan toe komen. Wat ze niet durven te doen. Uitkomen waarvoor je staat, ook al brengt dat je tot gevangenschap. Je leven zozeer geven voor een ander waarbij je jezelf vergeet. We vinden het prachtig wat die ander doet. We zetten die ander op een voetstuk. Die zo groot wordt, dat het voor ons onbereikbaar wordt. Waardoor wij een reden hebben om ons te verontschuldigen waarom wij niet zo leven.

Schrijver Shaine Claiborne schreef dat wij helden nodig hebben om ons te vrijwaren voor een vergelijkbaar leven. Met hem wil ik stellen dat gelovigen vaak de weg van de minste weerstand kiezen. Wie de andere weg kiest, is aanvankelijk lastig en onbegrepen. En wordt later, als hij of zij laat zien dat de moeilijke weg tot zegen leidt, op het voetstuk van de held, de geweldige pionier of de unieke leider gehesen.

Had de voorpagina van de Volkskrant niet een foto van een grote groep gelovigen moeten tonen in plaats van die van een man? Gods vervanger op aarde. Er zijn mensen zoals hij, die leven naar hun overtuiging. Maar veel meer christenen willen geen moeilijke keuze maken. Ze leven liever veilig dan risicovol. Ze nemen hun kruis op en steken hem diep onder de grond. De held is zo groot dat hij en zijn leven onbereikbaar blijven. Haal het voetstuk van de held neer.

Iedereen kan zo’n leven leiden. Het Grootste Voorbeeld belooft u daarvoor Zijn kracht te geven.

dinsdag 19 november 2013

Column Friesch Dagblad 63: de brede en smalle weg

Ik kan me nog heel goed dat overbekende schilderij herinneren waarop de brede en smalle weg worden uitgebeeld. De brede weg liep langs allerlei moois en lekkers naar de hel. De smalle weg langs allerlei moeiten uiteindelijk naar de hemel.

Als ik nadenk over gemeente-stichting, denk ik soms ook aan de brede weg. Niet als eeuwig levensbedreigend. Maar wel een met grote gevolgen. Die brede weg is de eenvoudige weg. Je hoeft er niet zo over na te denken. Je doet het gewoon. Je gaat met een club mensen uit de moederkerk naar een nieuw gebied en begint daar met samenkomsten.

De samenkomsten zijn in vorm gelijk aan die van de moederkerk. Natuurlijk zal de entourage anders zijn: het gebouw, de omgeving, de aanbiddingsband. Maar voor de rest is het voor de kerkgangers in de nieuwe gemeente herkenbaar. Over het algemeen zal door de brede-weg-nieuwe-gemeente folders worden uitgedeeld in de nieuwe wijk om mensen te enthousiasmeren naar de nieuwe kerk te komen. Want daar is het zo fijn.

De smalle weg kent meer beren op de weg; valkuilen en blokkades die moeten worden genomen. In die gemeentestichting gaat het startend team naar de nieuwe omgeving. Het probeert er alles aan te doen om de nieuwe wijk te leren kennen. Door erover te lezen. Maar vooral door mensen te leren kennen. Op die smalle weg verlaten de teamleden als Abram hun vertrouwde omgeving om in het onbekende land hun intrek te nemen. Om zo in alles het leven in de nieuwe wijk te kennen en te ervaren.

Meestal begint het team niet met samenkomsten of vieringen, maar gaat het luisteren en proeven hoe de sfeer van de wijk is om zo dicht mogelijk de bewoners te benaderen. En pas na verloop van tijd, als er relaties zijn gelegd en vertrouwen is gewonnen, beginnen de eerste stapjes naar een vorm van viering. Waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de cultuur van de nieuwe wijk.

Het is heel makkelijk van de smalle weg weer terecht te komen op de brede weg. Als men de visie laat verslappen, er niet veel over nadenkt of elkaar er niet op bevraagt, dan vervagen de contacten, wordt de nieuwe gemeente gezellig met elkaar en komt men weer terecht in een bekend, maar breed, spoor.

De smalle weg is duurzaam. In aantallen op het eerste gezicht minder succesvol. Maar ingrijpender in de levens van mensen die erbij betrokken zijn. Als een paar dat ja tegen elkaar zegt en na tien jaar terugkijkt op het feit dat er een mooi, hecht gezin is gesticht.

vrijdag 11 oktober 2013

Column Friesch Dagblad 62: van de Quote in de Goot

Vorige week. Een berichtje op mijn smartphone. ‘Jullie staan in de Goot, wist je dat al?’ Ik wist het al. Als abonnee van het blad De Nieuwe Koers had ik de dag ervoor de lijst van de Goot500 doorgelezen en was ik ook op de naam van mij en mijn vrouw gestoten.

De Goot500 is gemaakt door de christelijke hulporganisatie TEAR en bevat 500 ‘rechtbrengers’, als tegenhanger van de jaarlijkse Quote 500, een lijst met de vijfhonderd rijkste Nederlanders. Doel van de lijst is mensen onder de indruk te brengen van wat er in de wereld wordt gedaan ter bestrijding van armoede en oneerlijke praktijken.

In een vlaag van creativiteit schreef ik de schrijver van het berichtje terug ‘al jaren eigenlijk...’ Want al jaren staan we naast mensen die in de goot liggen. Wijzelf liggen al jarenlang niet meer in de goot. En ja, we hebben er wel in gelegen. Maar het mooie van die ervaring is dat je met mensen kunt meeleven.

Ik heb het zelf meegemaakt. De goot is niet afschuwwekkend of iets wat je moet mijden. Voor velen is het iets dat je zomaar kan overkomen. En hij komt in allerlei gedaantes. In de vorm van werkloosheid, schulden, echtscheiding of zware ziekte. Het gevoel dat alles je uit handen is geslagen. Dat er nog maar één plek is waar je die handen kwijt kan: als een hulpeloze schreeuw naar omhoog.

Maar daar lag voor mij het begin van het herstel. ‘Ik kan het niet meer zelf’, schreeuwde ik het uit. Waarna een dag later redding langskwam: een vriend gaf ons een voedselpakket in een nog voedselbankloos tijdperk. Ik krabbelde op uit de goot en kreeg zelfvertrouwen. Niet gebaseerd op eigen kunnen, maar op het besef dat God mij gemaakt en gewild heeft.

Ik ben naar de goot teruggekeerd. Nu lig ik er niet meer in, maar stá ik er in. Niet om degene die erin ligt te veroordelen of nog even een trap na te geven. Maar om hem een hand te geven, zijn hoofd te ondersteunen, of, als hij het helemaal niet meer kan, hem even te dragen naar een plek waar de goot iets minder nat is. Maar wel met het doel dat die ander ook weer gaat staan. Eerst ondersteund. Met knikkende knieën, als een zieke die na een lang ziekbed de zwakke benen weer leert dragen.

Ik sta in de goot. Hier sta ik, ik kan niet anders. Met of zonder lijst. Want mensen in de goot schreeuwen om hulp. Helaas mijden gelovigen die goot nog steeds vanwege de geur, het beeld of het imago. Het is alsof je afdaalt van de Quote naar de Goot. Maar ja, Er was Een die van hoger dan de Quote afdaalde naar onze diepste Goot.

vrijdag 20 september 2013

Wie doet niet mee?

Vandaag in De Volkskrant, op de voorpagina een artikel met de kop "Arme wijk doet niet mee". Dat moet ik lezen, want mijn nekharen gaan direct omhoog bij het lezen van dergelijke berichten. Terwijl ik het lees, hoor ik op de achtergrond dat het journaal het artikel citeert. De arme wijken zullen niet meedoen met de participatiemaatschappij.

Het artikel bevestigt de kop. Ik lees dat er een groep is "armere passieven", mensen met weinig geld die vaak in flats wonen waar ze hun buren nauwelijks kennen.

Tussen neus en lippen wordt kond gemaakt van de groep "welgestelde passieven", vaak relatief jong met goedbetaalde banen. "In alle drukte en ambitie zijn ze opvallend weinig bereid iets te doen voor anderen" aldus de onderzoekers.

Aha. De kop had dus net zo goed anders kunnen zijn. "Yuppen doen niet mee", Toekomstige leiders doen niet mee" of "Jonge ambitieuzen willen niet participeren". Maar nee. Het gaat, weer, om de arme wijk. Dat een groep welgestelden fijn voor zichzelf gaat, vind ik veel bedreigender. Dat worden onze toekomstige leiders, die onze toekomstige wetten zullen samenstellen. Als die nu al alleen voor zichzelf gaan, belooft weinig goeds voor de solidariteit in de toekomst.

Maar het blijkt geen probleem. Als bij de egoïstische welgestelden de nood aan de man komt, hebben ze wel geld om iemand in te huren. Ik ben benieuwd of ze bereid zijn om hun portemonnee te trekken om hun buren in nood te helpen. Want dat is ware participatie. Dat je jezelf belangeloos inzet voor de ander. Maar ik vrees dat dit soort ambitieuzen hun ambitie in alles laten doorklinken en wonen in villabuurten waar ze hun buren nauwelijks kennen (want ook die zijn alleen bezig met zichzelf)...

Ik woon in een arme wijk. Maar de participatie is er rijk. Buren helpen en zorgen voor elkaar. Hoe anders dan die middenklassewijk waar ik vroeger woonde, waar je elkaar alleen kende vanachter de gordijntjes waar je werd bekeken. Als ik mensen die daar wonen vertel over onze arme wijk, komen we vaak tot de conclusie dat een arme wijk soms heel rijk kan zijn en een rijke wijk soms heel arm.

dinsdag 10 september 2013

Column Friesch Dagblad 61: kerksluiting en een geestelijk thuis

We gaan vandaag naar de kerk. Waar kerk jij? Tot voor kort uitdrukkingen die in het Nederlands spraakgebruik ingeburgerd waren. Wat bedoelden we? We gingen met zijn allen naar een gebouw dat speciaal bedoeld was voor mensen die lid waren van de groep om op die plek hun geloof te uiten en te vieren. Het ging samen. Het gebouw en de mensen die er samenkwamen. Vaak was het gebouw nog belangrijker dan de mensen. Dat blijkt wel uit de opstelling van de meeste kerken. In rijen achter elkaar opgesteld luisterend en kijkend naar een podium of een eenmansplek.

Het enige moment dat je contact met de buren had, was om de meegekomen familie een standje te geven omdat ze niet stil waren of om de directe buren een pepermuntje te geven om de preek door te komen. En als je wegging knikte je beleefd naar de naaste buurman of -vrouw om snel naar de koffie thuis te gaan, waarvoor je wellicht wat kennissen, vrienden of familieleden na de kerk had uitgenodigd.

Toen kwam de tijd van de kerksluiting. Met veel verdriet moesten mensen toezien hoe de kerk waarin zij waren gedoopt, getrouwd en van waaruit zij welicht hun ouders naar hun laatste rustplaats hadden begeleid, werd gesloopt of overgenomen door een niet-kerkelijk gebeuren. Nooit meer zouden ze vieren op de plek waar zoveel herinneringen lagen.

Op sommige plekken ging de kleine kudde verder als gemeenschap. Ze huurden een schoolgebouw of een buurthuis en kwamen daar samen voor hun vieringen. Ze lieten veel gemeenteleden achter die de pijn van het verlies van het kerkgebouw niet te boven kwamen, en moesten in kleinere getalen samen uitvinden hoe het is kerk te zijn zonder de sfeer van een speciaal daarvoor ingericht gebouw.

Als ik deze ervaringen afzet tegen onze eigen ervaring met kerk-zijn in een wijkgerichte setting is dat heel anders.

We delen het gebouw momenteel met andere gebruikers. We richten het zondags speciaal in. Mensen komen samen in het gebouw waar ze als peuter op de peuterspeelzaal, als kind op de kinderclub en als volwassene op een van de wijkclubs zaten en zitten. Een vertrouwde omgeving dus. Zondag is het ‘Villadag’.

We delen niet alleen het gebouw met anderen. We delen ook de mensen. Diezelfde mensen gaan naar clubs in de wijk. Soms ook naar andere kerken. Daarmee wordt een christelijke gemeenschap diffuser. Want wie erbij hoort en wie niet, lijkt niet duidelijk. En toch ook weer wel. Wekelijks staan dezelfde mensen klaar om de handen uit de mouwen te steken en de woorden tot zich te nemen. Zij voelen zich bij ons thuis.

zaterdag 7 september 2013

Gerechtigheid in de kerken

Morgen spreek ik bij de baptistengemeente Arnhem Centrum over "zoek eerst Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid".
Een gedicht dat ik tegenkwam en mij heel erg aansprak wil ik morgen laten zien en horen, maar ook hier met jullie delen.

Ik was hongerig
En u stelde een liefdadigheidsgroepje samen om mijn honger te bespreken
Ik zat in de gevangenis
En u liep rustig naar uw kapel om voor mijn vrijlating te bidden
Ik was naakt
En u vroeg zich af hoe het met mijn moraliteit gesteld was
Ik was ziek
En u knielde neer en dankte God voor uw gezondheid
Ik was dakloos
En u hield een preek voor mij over de geestelijke bescherming van de liefde van God
Ik was eenzaam
En u liet mij alleen om voor mij te bidden

U leek zo heilig, zo dicht bij God
Maar ik ben nog steeds hongerig – eenzaam – en koud

De betuttelende kerk of de kerk die ruimte biedt

Net gelezen in het Reformatorisch Dagblad, met dank aan Johan ter Beek voor de tip...

Onkerkelijken VS: Kerk is betuttelend


VENTURA. Amerikanen keren zich tegen de kerk omdat zij zich vaak door christenen betutteld voelen. Dat blijkt uit een deze week verschenen rapport gebaseerd op een langjarig onderzoek onder onkerkelijken, dat het instituut Barna samen met Lifeway uitvoerde.

  Van de niet-kerkelijk gebonden Amerikanen, de zogenoemde ”nones”, zegt 87 procent dat ze een afkeer hebben van kerken omdat deze snel een afkeurend oordeel vellen over hun gedrag, uiterlijk of standpunten. „De kerk heeft de reputatie op te treden als een rechter over andersdenkenden. Dat imago heeft zich inmiddels bij veel onkerkelijken bijna onwrikbaar vastgezet”, concludeert Thom Schulz, een van de leiders van het onderzoek.

Met deze afkeer van betutteling hangen ook de bezwaren tegen de vorm van communicatie tussen kerkelijken en niet-kerkelijken samen. Veel nones zeggen geen behoefte te hebben aan een preek waarin hun verteld wordt hoe zij zich op grond van de Bijbel moeten gedragen. Zij zitten vol met vragen en willen die kunnen stellen. Schulz: „Kerkdiensten zijn volgens hen te veel eenrichtingverkeer. De dominee spreekt, de kerkgangers moeten luisteren. Tegenspraak is niet mogelijk. Dat roept kennelijk verzet op.”

Ruim 85 procent van de onkerkelijken noemt de christenen „een verzameling hypocrieten.” Daarbij gaat het dan niet zozeer om het verschil in gedrag op zondag en door de week. Wat de nones vooral steekt is dat voorgangers en kerkmensen suggereren op alle levensvragen een helder antwoord te hebben „terwijl ze bol staan van de twijfel.”

Vierde reden voor onkerkelijkheid is dat het geloof in God en de Bijbel voor de nones niet relevant zijn voor hun leven. „Er is bij velen een hunkering naar een god die voor hen zorgt en liefdevol voor hen is. Overigens constateren de onderzoekers dat deze hunkering ook bij kerkelijken voorkomt. Slechts 44 procent van de kerkgangers zegt met regelmaat de nabijheid en bemoeienis van God in hun leven te ervaren.
___________________________________

Waarom spreekt mij dit nou zo aan? Omdat dit vaak is wat ook wij terughoren van mensen in onze wijk. Wij zullen ze niet in een hokje "non" zetten, maar ze zijn het vaak wel.

Zonder gelijk te zeggen dat wij de oplossing hebben, want dat is wel erg aanmatigend, willen wij met Villa Klarendal wijkbewoners de ruimte geven om God en christenen op een andere manier te leren kennen. Zonder de uitkomsten van bovenstaand onderzoek te kennen, hebben we geprobeerd met een aantal kenmerken dit soort, vaak helaas terechte, vooroordelen weg te nemen.

Het gaat veel nones erom dat christenen met een oordeel klaar staan over hun levenswijze, zonder dat ze een persoonlijke relatie hebben opgebouwd. Wij hebben ervoor gekozen om mensen van harte uit te nodigen voor onze activiteiten vanuit de grondhouding "je mag komen zoals je nu bent". We willen geen oordeel vellen over hun levensstijl. We willen in relatie met mensen komen. Ze leren kennen en waarderen. We beseffen dat er maar Een is die een echt oordeel kan vellen over hun èn mijn levensstijl. Laat Hem dat dan ook maar doen en laat ons als zijn ambassadeurs mensen van harte welkom heten in de kring.

Omdat veel mensen met vragen zitten, hebben we ervoor gekozen onze preken ("praatjes", want maar maximaal 10 minuten lang) zo interactief mogelijk te laten zijn. Er is ruimte voor gesprek, vragen of (on)zinvolle opmerkingen. Daardoor ontstaat ook op het niveau van de preek een relatie van hart tot hart waarin mensen hun hart kunnen luchten. Op het gevaar af dat de 10-minuten praatjes worden uitgerekt tot 30 minuten.

We willen zo eerlijk mogelijk met mensen omgaan. Dat lukt niet altijd. Maar ik heb wel zondagen gehad, waarin ik tegen andere bezoekers vertelde dat ik even een baaldag had, dus dat ze me even met rust moesten laten. Daarmee leren mensen ons niet alleen met ons vrome, opgepoetste smoelwerk kennen, maar is er ook ruimte om onze achterkant te leren kennen. We willen een dusdanige relatie met mensen op te bouwen dat ze ook iets kunnen zien achter de mens die wij zijn met al onze christelijkheid daardoorheen geweven.

Een belangrijk onderdeel in onze vieringen is de gebedstijd. We vragen mensen persoonlijk te vertellen waarvoor we kunnen bidden. Dat doen de meesten. Dat nemen we ook serieus. Soms gaat het over zware onderwerpen als levensbedreigende ziekte, de noodzaak te verhuizen of geboortes en overlijdens in de eigen omgeving. Soms over schijnbaar minder belangrijke dingen als het examen van de komende week, het hondje dat ziek is, of die ene vaste relatie waar ze zo naar hunkeren. Maar elke gebedsvraag nemen we serieus. Door er samen voor te bidden, laten wij zien dat wij erbij betrokken zijn, maar nog belangrijker: dat God erbij betrokken is. En... God verhoort de gebeden. Van de gelovigen. Maar ook van de "on"gelovigen, niet zo gelovigen of anders gelovigen. De moslimvrouw, de Antilliaanse, net tot bewuster geloof gekomen, gelovige en de verstokt katholieke maar in zijn hart zeer gelovige kregen heel snel een ander huis. De verslaafde niet-gelovige ervoer ondersteuning en kracht bij zijn afkickperiode (ook al viel hij snel daarna weer terug in een verslaving aan een ander product). En wij zagen onszelf niet als meer dan de ander, dus deelden in de gebedstijd door onze pijn en moeite te delen en daarvoor te laten bidden.

Dat bidden gaf ook ruimte aan een ander aspect. Want wekelijks werd gebeden voor bepaalde noden die niet werden verhoord, of althans: voor het oog nog niet. Moet je dan maar stoppen met bidden? Of gewoon ermee doorgaan? Af en toe vertelden we erbij dat dit nu de zoveelste keer was dat we ervoor baden. Dat we in bidden ons vertrouwen uitspreken dat God het hoort en verhoort. Maar dat wij als mensen niet Gods gedachten kunnen zien of raden. Dus dat het ook voor ons een raadsel is waarom het ene gebed al na een week wordt verhoord en het andere na een jaar nog steeds niet. Dat dit "we weten het niet" hoort bij ons leven. En dat ook wij daarmee worden geconfronteerd. En dat we het "we weten het niet" dat menselijkerwijs wordt tot "we begrijpen het niet" terug mogen leggen bij de liefdevolle God.

Geloven en leven met gelovige, niet-zo gelovige, niet-gelovige en andersgelovige buren is en blijft kortom een zoektocht waarin wij voor de mensen die wij nu zijn tegengekomen een, ongetwijfeld gebrekkig, antwoord op hebben gevonden dat voor nu werkbaar is. Zo zal ieder ander in zijn eigen buurt of sociale omgeving, met zijn eigen gaven, talenten en gebreken en met die van de mensen met wie hij werkt moeten proberen een antwoord te geven op de oproep van Jezus om zout en licht te zijn in deze wereld.

donderdag 15 augustus 2013

Column Friesch Dagblad 60: Uit de kast - in of uit de kerk?

Recent voer weer de jaarlijkse Gay Parade door de Amsterdamse grachten met ditmaal een opvallende boot van Neêrlands grootste sportbond: de KNVB. De parade trekt altijd de aandacht vanwege de al dan niet aangeklede en opgedirkte mensen.

De grootste aandacht trok ditmaal echter twee dagen later de nationaal voetbalnar René van der Gijp die zich in het programma Voetbal International uitsprak over de voetbalboot. Volkskrant-columnist Paul Onkenhout rafelde zijn uitspraken prachtig uiteen: I ‘Er zijn gewoon weinig homofiele voetballers.’ II ‘Voetbal is geen spel voor homo’s.’  III ‘Als je 14 bent, ben je er klaar mee, dan ga je in het weekeinde in een kapperszaak werken.'

Toen ik de uitspraken letterlijk zag staan, kon ik niet anders dan even een bruggetje maken. Als in die uitspraken ‘voetballers’ zouden worden vervangen door ‘christenen’ en ‘Voetbal’ en ‘spel’ door respectievelijk ‘de kerk’ en ‘plek’, hoor ik uitspraken die ik christenen soms letterlijk heb horen zeggen en soms onuitgesproken heb horen denken.

In een gesprek over pastoraat hoorde ik die omgebouwde uitspraak: ‘In onze gemeente zijn gewoon weinig homofiele christenen’. Daarmee de ernst van het probleem bagatelliserend. Want als je ze niet kent, hoef je toch niet te pleiten voor een dusdanige openheid, dat de christenen zonder gêne uit de kast konden komen. ‘Ze zijn er niet, dus waar maak je je druk om?’ Ze waren er wel, wisten wij, maar konden niets vertellen uit angst voor veroordeling en afwijzing.

De medebroeders en -zusters zeiden het niet met zoveel woorden, maar dachten het wellicht wel ‘de gemeente is geen plek voor homo’s’. En helaas. In sommige kerken of gemeentes is het ook letterlijk zo uitgesproken. ‘Als dat zo is, is er geen plek voor jou in de gemeente’. Om vervolgens liefdevol de met alle pijn en moeite de zojuist uit-de-kast-gekomene de deur van de kerk te wijzen.

En meestal ben je geen 14 om tot de conclusie te komen dat je toch een andere seksuele geaardheid hebt. Maar de conclusie van Van der Gijp kan richting, vooral ‘bijbelgetrouwe’ kerken bijna dezelfde zijn. ‘Als je uit de kast bent gekomen, ben je er klaar mee, dan zoek je in het weekeinde de gemeenschap van de gayclub’.

Begrijp me goed. De machowereld van het voetbal is totaal anders dan die van de kerk. Maar misschien zijn wij kerkelijken zo gericht op onze standaardbeelden van man en vrouw, dat alles wat daarvan afwijkt, om den lieve vrede maar moet worden geweerd. Ik vraag mij af welke kant van de magneet de lieve vrede van God laat zien.

dinsdag 9 juli 2013

Column Friesch Dagblad 59: Doe toch eens normaal!

Doe toch eens normaal, man!’ Het begin van een van de meest bekende dialogen die de afgelopen jaren plaatsvonden in het Nederlands parlement. Gevolgd door de reactie ‘Doe zelf eens normaal!’ Twee mannen uit hetzelfde politieke nest en zo’n beetje dezelfde achtergrond en opvoeding. Maar uit elkaar gegroeid en inmiddels elkaars politieke opponent geworden. Normaal. Wat is dat? Een vraag die meer mensen stellen. De Volkskrant wijdde er afgelopen zaterdag zelfs een heel katern aan onder de titel ‘het normale nummer’.

Hieruit bleek dat er verschillende opvattingen bestaan over wat normaal is. Wat in een truckerscafé heel normaal is, is op een vrijdagmiddagborrel op de Amsterdamse Zuidas not done en omgekeerd. ‘Dat kan écht niet!’ staat boven een artikel vol algemeen aanvaarde abnormaliteiten.

Loop ik met witte sokken, krijgen mijn dochters de slappe lach. Kom ik op mijn werk met een korte broek, kan ik weer terug naar huis, al komen vrouwelijke collega’s, mooie benen of niet, er wél mee weg. Heeft mijn vrouw geen zin om te koop te lopen met haar zwangerschap, hoort ze in de kerk dat ze niet goed bezig is.

Zit ik in mijn doorzonwoningwijk in de voortuin, verraden blikken dat ik toch wel heel asociaal ben. Vertel ik dat ik verhuis naar de zwaarste achterstandswijk, wordt het me vooral door christenen ten strengste afgeraden (mijn kinderen zullen afglijden). Ga ik een weekendje op pad met een goede vriendin, word ik op het matje geroepen door de oudsten die mijn gedrag onverantwoordelijk en onethisch vinden.

Doe toch eens normaal! Ook anderen horen het. De homo die uit de kast komt. De vrouw met een verse tattoo op haar arm. Het gezin dat ver weg of dichtbij missionair werk wil gaan doen. En als je doorgaat en je niets ervan aantrekt, hoor je het des te sterker: doe toch eens normaal! Het spijt me, ik blijf, als een tweejarig kind, halsstarrig vragen: waarom? En als ik geen beter antwoord krijg dan ‘zo hoort het nou eenmaal’, ga ik door op de weg van het niet-alledaagse.

Want uiteindelijk blijkt achter de grens van het normale de verademing te liggen. Het kan toch anders. De vriendin opent haar hart en niet haar broek. Eenmaal uit de kast staan ook open armen klaar. De tatoeage wordt door anderen wel gewaardeerd. Die moeilijke wijk sluit de kinderen én de ontstane kleine christelijke gemeenschap in haar hart.

zaterdag 22 juni 2013

Integreren? Ik kap ermee

Onder deze titel stond vanochtend een opinieartikel van Laila Ezzerolli in De Volkskrant. Zij beschrijft haar leven in ons land in drie stadia: 
- haar basisschool, waar zij door de Nederlandse "onderklasse" als buitenlander werd gezien;
- haar middelbare school, waar zij als hulpbehoevende door de middenklasse werd gezien en geholpen;
- haar universitaire opleiding, waar zij door de bovenklasse als een interessant exotisch exemplaar werd gezien.

Haar conclusie: "als een witte Nederlander analfabeet, homofoob, seksistisch, antisemitisch, of werkloos is, staat zijn burgerschap nog steeds buiten kijf. Maar ben je bruin of zwart en bezit je één of meer van voornoemde eigenschappen, dan ben je 'niet geïntegreerd'."

en: "Ik kap er dus mee, met integreren. Ik wil een gelijkwaardig burgerschap en zonder schaamte of ongemak 'ons land' kunnen zeggen. Ik wil een inclusief burgerschap, geen exclusief. En zeker niet als die exclusiviteit meer samenhangt met kleur dan met cultuur."

Hoe hard dit ook klinkt, ik onderschrijf haar conclusies. Zelfs mijn eigen kinderen, afkomstig van een geboren Nederlander en een goed geïntegreerde, vanaf vijf jaar in Nederland wonende, Indo, worden vaker aangesproken door politieagenten op straat. Rijdt een blanke Nederlander naast hen, dan worden zij aangesproken en niet de blanke (want hoe weet je dat dit een Nederlander is? Het kan ook een Deen, Duitser of Amerikaan zijn).

In vergelijking met de gemiddelde bewoner van een krachtwijk zijn veel "buitenlanders" veel meer aangepast en geïntegreerd. Aangepast waaraan? Aan wat de algemene normen en leefregels in Nederland heten te zijn. De "Nederlandse" cultuur. Ezzerolli beschrijft tekenend hoe haar moeder lang heeft gedacht dat de onderklassecultuur dé Nederlandse cultuur was. "Te pas en te onpas een krat bier naar buiten slepen en met zijn allen dronken worden in de speeltuin.... Tienerzwangerschappen, werkloosheid, criminaliteit, huiselijk geweld en elk weekend met de caravan naar de camping..."

Ja, ook dit is Nederland. De cultuur die de midden- en bovenklasse liefst wegstoppen. In aparte wijken, zodat zij er geen last van hebben. Maar het is ook Nederland en het hoort bij het Nederlandse erfgoed, misschien zelfs meer dan de cultuur van de midden- en bovenklasse. Wanneer hoor je erbij? Als je voldoet aan de normen die in de hogere cultuur gewoon zijn: individualisme, rationalisme, alles met mate, streven naar het beste in jezelf. Is dat misschien een van de redenen dat de emancipatie van de krachtwijken keer op keer mislukt? Want de volkscultuur is niet individualistisch, maar collectivistisch. Het beste uit jezelf halen is daar geen norm. Want je bent onderdeel van het geheel van de wijk.

Maxima kwam ooit tot de concusie dat dé Nederlandse cultuur niet bestaat. En gelijk heeft ze. Maar de midden- en vooral bovenklasse viel over haar heen. Die cultuur bestaat toch wel? Ja, in hun eigen hogere klasse gedachten. In het eigen kringetje waar zij verkeren. Met zoveel mogelijk activiteiten voor je kinderen, dat zowel jouw kinderen als jij er van stress er bij neervallen. Met verplichte theaterbezoeken. De schrijfster wilde er zo graag bij horen. Zij kon niet veel doen aan haar "beperkte mogelijkheden voor statusverhogende merkkleding en dure vrijetijdsbesteding. Oililly, Kipling, hockey en wintersport: een ver-van-mijn-bedshow."

Een inclusief burgerschap. Klinkt goed. Erbij mogen horen, omdat je er woont en er bent opgegroeid. Geen blik meer op uiterlijk. Maar mensen accepteren zoals ze zijn. Het andere als onderdeel van de Nederlandse cultuur. Helemaal Nederlander en toch anders. Zoals een Limburger volbloed Nederlander kan zijn en voluit Carnaval kan vieren, waar de Nederlander-boven-de-rivieren niets mee heeft. Zoals de Nederlander op pakweg de Veluwe op zondag de zwarte kousen aantrekt, het hoedje opzet of het zwarte pak aantrekt om twee keer per zondag zich onder te dompelen in de voor buitenstaanders onverstaanbare tale Kanaäns. Waarom mogen onze islamitische Nederlanders dan niet hun hoofddoek aantrekken en ter plekke hun schoenen uitdoen om voor buitenstaanders onverstaanbare tale Imaëls te reciteren en zich onder te dompelen in een ritueel gebed op vrijdag?

dinsdag 18 juni 2013

Natuur in Klarendal? Jazeker! Loop maar mee komende vrijdag

Net gekregen in mijn mail. Dat wil ik je wel laten weten!

Natuurwandeling
door Klarendal en Sint Marten
In de wijken geen natuur?

Wandel mee en zie hoeveel soorten vogels nestelenen insecten er leven in uw wijk….
Ontmoet ‘langs deze weg’ wijkbewoners met en zonder en beperking, vrouwen van Oase en andere geïnteresseerden.

Wanneer:Vrijdag 21 juni
Start:13.00 uur start vanaf  WijkcentrumKlarendal Rappardstraat 30.
Terug:Uiterlijk 14.30 uur op het Wijkcentrum.

We worden ontvangen met een soepje en iets erbij….

Kosten:geen

Organisatie:
Oase - Siza - Kwartiermaken Rijnstad

maandag 17 juni 2013

Jeugdkamp Klarendal: een update

Woensdag kreeg ik een telefoontje van de manager van Albert Heijn in Klarendal. Of we wat overgebleven spullen die zij niet meer konden verkopen konden ophalen. Om weg te geven aan mensen in de wijk.

Zaterdag stonden we bij de Albert Heijn. Er stonden tien kratten vol met spullen klaar. Frisdrank, repen snoepgoed van het kaliber Mars en Bounty, WC-papier. Dat laadden we over in onze auto.

Van het een komt het ander. Het krantenbericht van zaterdag zorgde ervoor dat we een dooschuifactie konden organiseren. De auto volgeladen met de inhoud van tien kratten werd zondag vroeg voorgereden bij het wijkcentrum en daar uitgeladen. Tegelijkertijd kwamen mensen van het Jeugdkamp Klarendal om de inhoud weer over te laden naar hun auto. Het lekkers, de frisdrank en het noodzakelijke papier om de restanten van het lekkers uiteindelijk mee af te vegen werden overgedragen aan het jeugdkamp.

Waardoor zij weer minder kosten hebben aan inkopen en dat geld kunnen gebruiken voor leuke uitjes en extra's.

Kijk, dat is ook missionair werk. Gewoon meedenken en -werken in de wijk. En doorgeven wat wij ook weer gekregen hebben.

zaterdag 15 juni 2013

Jeugdkamp Klarendal: "Ik moet lullen voor spullen"



Zo af en toe lees ik in De Gelderlander artikelen die mij aanspreken. Zo ook het artikel waar ik bijgevoegde foto van heb gemaakt (klik hierop om het volledig te kunnen lezen). Betrokken Arnhemmers Brigitte en Mario Hogerhorst, ook nog collega's van mij, organiseren als geboren en getogen Klarendallers jaarlijks een kinderkamp. Ze doen het voor de kinderen uit de wijk: "Ze hebben vaak een 'rugzakje', en dan is zo'n week echt een uitlaatklep. Even weg van de zorgen thuis".

Hoe triest is het om te lezen dat een dergelijke activiteit op losse schroeven dreigt te komen door gebrek aan sponsors. Een dagje zwembad voor in totaal 150 euro dreigt dit jaar niet door te gaan.

Dit is nou zo'n activiteit die mij raakt en waar ik voor wil gaan. Jij ook? Laat het me weten.

woensdag 12 juni 2013

Column Friesch Dagblad 58: leren van ontwikkelingswerk voor wijkwerk

Afgelopen weekend was ik bij een weekend van Urban Expression, het netwerk van gemeentestichtende projecten in Nederlandse achterstandswijken, waar ook Villa Klarendal bij is aangesloten. Een geweldige kans om weer eens van elkaar te horen waar iedereen mee bezig is. En zodoende betrokken te blijven bij wat God aan het doen is in het land. Een van die gesprekken had ik met Oeds Blok, landelijk coördinator van  Urban Expression Nederland. Hij vertelde dat hij op uitnodiging van christelijke ontwikkelingshulporganisatie TEAR ruim een week op bezoek gaat in Oeganda. Doel is vooral te leren van hoe lokale christelijke gemeentes omgaan met de armoedeproblematiek. Hij vroeg mij of ik nog wat vragen voor hem had. Die had ik zeker!

Ik zie namelijk een parallel tussen de manier waarop regeringen via ontwikkelingshulp ontwikkelingslanden heeft geholpen en hoe onze regering en gemeentes omgaan met achterstandswijken. Er lijkt een basisdenken te zijn dat geld de oplossing is voor alle ontstane problemen. Geef het land of de wijk maar geld en de problemen lossen zich wel op. Dat gaat over het algemeen gepaard met projectdenken.

Geef het land of de wijk tijdelijk geld om een project op te zetten dat in potentie succesvol kan zijn. Na verloop van tijd heeft het project zijn succes bewezen en trekt men de stekker uit de geldstroom. Met helaas het vervelende gevolg dat het project een zachte dood sterft, omdat de achterblijvers niet de kracht of de middelen hebben om het project structureel voort te zetten.

Door de constante geldstroom waarbij ook steeds weer nieuwe professionals worden ingevlogen, is een afhankelijkheidsrelatie van ontvangers ontstaan naar zowel het projectgeld als de projectmedewerkers. Terwijl je juist zo graag zou willen dat mensen in zowel ontwikkelingslanden als achterstandswijken onafhankelijk van die gelden en werkers zelf hun problemen gaan aanpakken en eigen oplossingen bedenken.

Ik ben benieuwd of christelijke gemeentes in Afrika erin zijn geslaagd om onafhankelijk te worden van de geldstromen die lieve christenen uit het Westen zo graag aan hun zwarte medegelovigen schenken. Hoe is ze dat gelukt en welke principes kunnen we daarvan overnemen in ons werk in de armere gebieden in ons land?

Ik vraag me ook af op welke manier christenen in Afrika zelf leiding zijn gaan geven aan hun mensen. Hoe ze zijn uitgestapt uit de afhankelijkheidsrelatie waarin ze alleen hun hand hoeven op te houden. En op welke manier hebben ze de dure projecten en westerse denkwijze over inrichting van een organisatie omgezet in werkbare structuren, die voor hun mensen zowel cultureel als financieel behapbaar zijn?

Kijk, dat is de omgekeerde ontwikkelingssamenwerking waar ik van houd. Wij gaan naar de landen toe om in de samenwerking vooral van hen te leren. Hen advies vragen over hoe wij door hun geleerde lessen in onze situatie kunnen toepassen.

Niemand is beter, omdat hij meer geld heeft. Niemand is achtergesteld vanwege tekort aan geld. Een gelijkwaardige relatie gebaseerd op wederzijds respect. Zo werk ik in de wijk. Zo hoop ik iets te mogen leren van broeders en zusters in Afrika.

zaterdag 18 mei 2013

De randen van de kerk

Vanmorgen las ik in het Nederlands Dagblad het vervolg op een discussie die al sinds donderdag plaatsvindt over "De randloze kerk". Dit naar aanleiding van een artikel van Harmen van Wijnen in Idea, het blad van de EA.

Veel mensen in de kerk denken namelijk in kaders van binnen of buiten de kerk. En wie daar tussenvalt is de "randkerkelijke", degene die zich bevindt aan de randen van de kerk en veel vaker daar al overheen is gestapt.

Ik vind dit een heel interessante vraag, omdat wij ons met Villa Klarendal aan of over de randen van de kerk begeven in een poging naast mensen te staan die niets meer met de kerk te maken (willen) hebben.

"De randen van de kerk". In de artikelen die ik vandaag las, ging het vooral over de noodzaak van het benoemen en maken van randen van de kerk. Zonder die randen is er geen kerk, las ik. "Een randloze kerk loopt het gevaar om alles kerk te noemen" aldus een van de koppen. Dit raakt allerlei vraagstukken. Wanneer is een kerk een kerk? Hoe staat een kerk in de samenleving? Met welke blik kijken wij naar kerk en samenleving?

Het meest opvallende vind ik, dat de schrijvers kerk definiëren langs organisatorische lijnen. Een keuze voor Jezus is niet vrijblijvend, aldus Peter Kos, voorganger van Bapistengemeente De Rank in Utrecht. Een keuze voor het lichaam van Christus een gelovige neemt vertaalt hij in "het bezoeken van de bijeenkomsten, het lidmaatschap van een huiskring en het vervullen van tenminste één taak".  Een andere geïnterviewde, Hans Maat van het Evangelisch Werkverband, vraagt zich af hoe vloeibaar de geloofsgemeenschap mag zijn. Want de bijbel spreekt over "burgers van het koninkrijk der hemelen, die vreemdelingen en gasten op aarde zijn, die vanuit de duisternis zijn overgegaan in het licht."

Hoe is dat nu als je jezelf als kerkplanter begeeft midden in de wereld? Wij hebben er voor gekozen midden in de wijksamenleving te staan. Wij begeven ons in het wijkcentrum, helpen mee met activiteiten die door anderen worden georganiseerd, denken mee over verbeteringen in de wijk en proberen daar zelf actief in deel te nemen. We komen mensen tegen die geïnteresseerd zijn in het geloof. Met hen trekken wij op een ander niveau op. Met hen gaan we naar een viering. Hebben we regelmatig geloofsgesprekken. En denken na over de plek die het geloof in het leven van mensen, maar ook in de wijk mag innemen.

Wij zijn een tijd bezig geweest met toewerken naar lidmaatschap. Jezelf toewijden aan de Heer en daarmee ook aan het werk van Villa Klarendal. Dat bleek voor iedereen een brug te ver. Wekelijks kwamen mensen naar de viering. Samen spraken ze over het geloof en de uitwerking daarvan in het eigen leven. Samen waren ze bereid zich in te zetten. Maar om nu lid te worden???

Ik vraag me inmiddels af of het nodig is. Hebben we een formeel lidmaatschap nodig om te bereiken wat eigenlijk al was gebeurd? Vanuit de wijksamenleving trekken we op met mensen. Daarin maken we geen onderscheid tussen gelovig, ongelovig, randkerkelijk of andersgelovig. Want voor ons is iedereen even belangrijk. In die contacten zijn een aantal mensen voortgekomen die meer over het geloof wilden weten. En daarmee zijn we nog meer gaan optrekken. Zo is de christelijke wijkgemeenschap Villa Klarendal ontstaan. Een gemengd gezelschap van gelovigen, nog-niet-zo gelovigen en zelfs een aantal ongelovigen die zich aangetrokken voelen tot de combinatie geloof en werken die we hebben uitgeleefd. Daarbinnen functioneert het lichaam van Christus zichtbaar als organisch geheel. Mensen zorgen voor elkaar, helpen elkaar, bidden voor elkaar. En tegelijkertijd is de scheiding tussen gelovige en ongelovige zo klein dat er ook andere, die bijbels gezien niet tot het Lichaam behoort, binnen onze gemeenschap de noodzakelijke hulp en aandacht krijgt.

Da

Column Friesch Dagblad 57: afscheid van Villa Klarendal en ook weer niet

In september 2004 kregen we goedkeuring van het bestuur van Youth for Christ om in Klarendal van start te gaan met een nieuw wijkproject. Met verve gingen we aan de slag. Samen bidden. Met onze dochters een bijbelmeidenclub starten. Het werk stagneerde, omdat we geen gebouw hadden. We deden wel veel, maar we hadden geen plek om vanuit te kunnen werken. En dat vonden we toch wel belangrijk.Groot was dan ook onze vreugde toen we in juni 2005 te horen kregen dat we een gebouw aan de Klarendalseweg konden huren. Nu konden we echt van start gaan. Oktober 2005 was Villa Klarendal een feit. We begonnen met een kleine huiskamer, een kleine bijzaal en een kantoortje.

Daar werden wekelijks onze brunch en viering gehouden. Samen eten aan vier, later vijf, nog later zes tafels. En aan het einde van de maaltijd de tafels aan de kant schuiven en de stoelen in een kring zetten voor de viering. En prachtige plek. Een warm bad om te zijn. Ook voor het team van Youth for Christ dat er vier dagen per week aanwezig was.

Van daaruit werd gevoetbald, werden naschoolse activiteiten gehouden. En binnen werden meidenclubs, een eetclub, koffieochtenden, Bijbelstudies, gebedsavonden en teamavonden gehouden.

Alles ging zo mooi dat we voor onze brunch en viering moesten uitwijken. We konden wat zalen in het wijkcentrum huren. En vrijwel gelijktijdig werd de christelijke wijkgemeenschap met dezelfde naam van de grond getild.

De parttime medewerkers van Youth for Christ maakten plaats voor de vele vrijwilligers van de wijkgemeenschap. Die konden het vele werk van de werkers niet overnemen. Maar de kern van het werk ging wel door. Mensen in de wijk werden geholpen en namen zondags deel aan de maaltijdvieringen.

Het was een moeilijke afweging. Een duur gebouw met die geschiedenis aanhouden voor het gebruik van twee of drie dagdelen? Met veel pijn in het hart werd afgelopen maand afscheid genomen van het pandje van Villa Klarendal, dat precies zeven jaar en zeven maanden had dienstgedaan.

De vraag kwam veel langs. Hebben we wel een gebouw nodig? Standaard is het antwoord bevestigend. Want hoe kun je anders werken en vieren? Terwijl we momenteel gebruik maken van twee gebouwen en een huiskamer, blijft het voor ons een vraag. De kerk, dat zijn de mensen. Waar wij zijn, daar is Villa Klarendal. Waar wij komen, ervaren mensen iets van wie wij zijn en wat we bedoelen.

Dat neemt niet weg dat we uitzien naar een eigen plek waar we weer al onze activiteiten kunnen doen. Waar dat is, weten we op dit moment niet. We voelen ons als Abraham. We zijn uit ons kerkelijk thuisland weggetrokken naar ons Haran aan de Klarendalseweg. Zonder te weten waar we naar toe moeten, laten we dat weer achter, op weg naar het nieuwe gebouw van melk en honing. Onze beloofde villa die wij nu nog niet kennen.

vrijdag 19 april 2013

Column Friesch Dagblad 56: zijn zoals je bent

Je mag zijn zoals je bent. Een van de zinnen die we veel uitspreken in Villa Klarendal. En die we ook proberen uit te leven. Wat dat kan betekenen zag ik de afgelopen periode.

Een van de activiteiten waaraan ik als vrijwilliger deelneem in de wijk is een landenkookgroep. Samen afwassen, samen koken, samen eten. Een van de vrijwilligers is een typische ‘Ernemse’: altijd wat te klagen, nooit is het goed. De borden zijn vies en het eten niet lekker.

In de loop van de jaren heb ik toch een klik gekregen met deze ‘nuiler’ (zeurkous). Elke keer als ik binnenkom, roept ze keihard door de zaal ‘Rick’ en wijst een plek naast haar aan, waar ik vooral moet gaan zitten. ,,Het es wear nèks”, is het eerste wat ze zegt, waarna ze een bord volschept. Met een knipoog zeg ik tegen haar: ,,Het es wear nèks, hè, maar wel lekker...” Waarna ik een stomp krijg en een glimlach.

We sluiten met haar standaard af met een afterparty met koude thee met een schuimkop erop. Laatst moest ik in hetzelfde gebouw iets anders doen. Aan het einde van de activiteit werd ik gebeld. Of ik nog kwam drinken. Want ze wilden toch nog even doorkletsen.

Wij vierden dit jaar voor het eerst Goede Vrijdag. Halverwege werd ik door een man gebeld, die ik ken als afnemer van een voedselpakket. Ik zette mijn telefoon uit, want we waren midden in een viering.

Bijna aan het einde van de viering belde hij aan en kwam binnen. Hij wilde met ons meevieren. En bracht een Arabische versie van de Matthäus Passion als geschenk mee, waarvan we een verzoeknummer draaiden. Zo vierden we samen met hem Goede Vrijdag.

Aan het einde van de viering kwamen we in een dieper gesprek terecht over het lijden en sterven van Jezus. Hij had hier andere gedachten over. Hij sprak over God die moslims Allah noemen.

Een andere vierder sneerde terug: ,,Geloof jij dan dat Allah en de God van de Bijbel dezelfde zijn?” ,,Jij niet dan?”, vroeg de man terug. Waarop de gelovige een hele verhandeling hield waarmee hij bijbels aantoonde dat dit niet zo was. Het gesprek werd ongemakkelijker. De hart-tot-hart relatie met de man werd verstoord door de kille bewijslast van mijn medevierder.

Nog steeds kijk ik met blijdschap naar de relaties die ik met mensen heb. Ik vraag me daarbij af of mijn medegelovigen bereid zijn de ander echt te accepteren zoals hij is, met alle rare gewoontes en gedachten die hij er op na houdt.

woensdag 20 maart 2013

Column Friesch Dagblad 55: Een team in goede tijden en slechte tijden

Wie mijn columns leest kan wel eens het idee krijgen dat ik dit werk helemaal in mijn uppie doe, of samen met mijn vrouw. Ik schrijf deze column natuurlijk vanuit mijn persoonlijke perspectief. En wie iets van de grond aan af opbouwt, geeft aan anderen al snel het gevoel dat hij het helemaal alleen heeft gedaan.

Laat ik u snel uit de droom helpen. Bij Villa Klarendal werken we namelijk vanaf het begin in een team. Toen we begonnen als wijkproject van Youth for Christ, rond september 2004, werd één persoon door Youth for Christ vrijgesteld om het werk van de grond te tillen. Samen bepaalden we de richting die het werk op zou gaan. Het Youth for Christ team werd al snel uitgebreid en in zijn hoogtijdagen werkten er vijf mensen parttime in de wijk.


Bijna drie jaar geleden werd het wijkproject een Christelijke Wijkgemeenschap. Drie echtparen vormden de basis voor het werk, waaruit drie personen werden ingezegend als leidinggevenden van de nieuwgevormde wijkgemeenschap.

Werken in een team betekent dat iedereen meedenkt en dat we gezamenlijk tot besluiten komen. Wij willen consequent een leidinggevend team zijn, waardoor er niet een is die een belangrijker stem heeft dan de ander.

Basis daarvoor is een harmonieuze relatie, waarin ieder elkaar volledig vertrouwt. Nu is geen enkel werk volmaakt, en zeker niet elk persoon (laat staan dat ik dat ben). Door allerlei omstandigheden moesten we daarom onlangs flink met elkaar aan de slag in een teamcoaching om weer eens tot elkaar te komen.

Want werken in een team is niet altijd harmonieus. Als je jaren met elkaar bezig bent, leer je elkaar steeds beter kennen. Wat niet altijd prettig is. Want die ander blijkt niet altijd zo leuk te zijn als hij of zij in het begin leek te zijn. Nee, we maken elkaar goede tijden mee, maar ook in mindere of slechte tijden. En in die laatste tijden heeft niet iedereen de neus in de goede richting staan. En kan er teleurstelling optreden bij de andere teamleden.

Ja, dat is ook onderdeel van het werken in een mooi werk als Villa Klarendal. En dat ligt echt niet alleen aan de anderen. Nee, ikzelf moet soms ook weer eens bij mezelf en bij God te rade gaan of ik het nu allemaal wel zo goed en zo zuiver bedoel. En op die momenten kom ik mezelf weer eens flink tegen.

Pijnlijke momenten, omdat ik met mezelf wordt geconfronteerd. Mooie momenten, omdat het team en het werk er uiteindelijk weer beter van worden. Ik ben dankbaar voor wat wij als team samen, met vallen en opstaan, hebben bereikt in onze wijk.

dinsdag 19 februari 2013

Column Friesch Dagblad 54: Als God in Klarendal

Een mail van een vrouw die en passant meldt dat ze is gaan samenwonen met haar vriendin. Een bezoeker die belt om te vertellen dat zijn oma is overleden, die lid is van de Jehovah’s getuigen waar hij uit is gestapt. Een bezoekster die vertelt dat haar zoon weer tijdelijk bij haar woont vanwege de lastige thuissituatie en de financiële gevolgen die dat voor haar heeft.Zomaar wat situaties uit de praktijk van alledag die we bij Villa Klarendal tegenkomen. En dan zijn dit de gebeurtenissen die bij iedereen bekend zijn. Want in evenveel situaties worden we betrokken die wij niet aan de grote klok hangen.


Vandaag las ik een artikel over hoe belangrijk het is dat de kerk nauw betrokken is bij de samenleving. De schrijver, Robert Mazier op de website Hetgoedeleven.com, constateert dat er in de reguliere kerken een sterke scheiding bestaat tussen ‘binnen’ en ‘buiten’. De schapen en de bokken, het kaf en het koren.

Zo maken mensen in de kerk een scheiding tussen kerk en niet-kerk. Hij pleit voor kerkvormen waarin de kerk buiten komt en contact maakt met wat ‘werelds’ is.

Bij Villa Klarendal is dit dagelijkse kost. We vieren bijvoorbeeld met mensen die nog helemaal niet zo geloven. Of met mensen die islamitisch zijn.

In de omgang met bezoekers maken we geen verschil. Iedereen mag komen zoals hij is. En mag ook weer gaan wanneer hij wil. Alleen als we de ‘maaltijd van Jezus’ vieren, vragen we onze niet-gelovige bezoekers uit respect voor het geloof niet deel te nemen. Maar zeggen er gelijk bij dat ze zich volledig welkom mogen weten in ons midden.

Wat gebeurt er als het kaf en het koren niet gescheiden wordt? Als het onkruid opgroeit met de tarwe, om maar te spreken in een van de gelijkenissen van Jezus. Dan groeien tarwe en onkruid samen op. Met het gevaar dat het onkruid de tarwe overwoekert. Maar ook met de mogelijkheid dat de tarwe het onkruid verwijdert.

En hier gaat de vergelijking natuurlijk mis. Want wij merken dat onkruid ook tarwe kan worden. Mensen die komen als onkruid. Voor de wereld en misschien ook in de ogen van christenen rijp om te worden weggegooid. Maar ze worden geaccepteerd en gewaardeerd. Waardoor ze meer oog krijgen voor waar we voor staan.

Door samen ‘buiten’ te zijn en ons met hen te vereenzelvigen, groeit het vertrouwen met die ‘andere’ mensen. De wereld is niet eng meer. Het is onze woon- en werkplaats waar we met anderen mogen optrekken en waarin zij iets van God mogen proeven. En door met hen op te trekken, ontdekken wij ook zelf iets van God in hen.

Zoals een lezing van onze rooms-katholieke buurtpastor komende woensdag aankondigt: ‘God in Klarendal’. Over Godsbeelden en sporen van God die hij in zijn buurtpastoraat tegenkomt.

woensdag 30 januari 2013

Column Friesch Dagblad 53: Monnik of missionaris?

Vorige week was op initiatief van Andries Radio een symposium rondom het thema ‘Monnik of missionaris?’. Een leuk onderwerp om eens dieper over door te praten.

Diverse kranten berichtten erover: Friesch Dagblad en Reformatorisch Dagblad 19 januari , 22 januari en 29 januari.

Het zette mij aan het denken. Allereerst zal het congres speciaal voor die beroepsgroepen bedoeld zijn, want wie in het normale leven is in staat om dinsdagmiddag af te reizen om eens gezellig met elkaar te confereren?

Nu gebeurt het me vaker dat ik van mijn werk vrij neem om naar een conferentie toe te gaan. En dan zie en hoor ik om me heen heel veel mensen die van het voorgangerschap, domineeschap of gemeentestichterschap hun beroep hebben gemaakt. Ze zijn betaald vader van een gemeenschap geworden.

Maar goed, terug naar het thema. Er wordt een tegenstelling neergelegd tussen twee soorten ambten binnen de Rooms-Katholieke Kerk die elk hun taak hebben. De monnik die afgesloten van de wereld ver weg in een klooster bezig is met God, de Bijbel bestudeert, Gods lof zingt en bidt.

Aan de andere kant is daar de missionaris die wordt uitgezonden naar een ver en vreemd land om daar deel te worden van de cultuur en zo probeert het evangelie uit te dragen. Mooie mensen, mooie taken. En daar moest de confereerder dan tussen kiezen. De kerk die teruggetrokken is in de samenleving. Een rustplaats voor vermoeide mensen. Waar als vanouds het evangelie wordt gepredikt. Of de relevante kerk die dichtbij de mensen staat, zich volledig aanpast aan de omringende cultuur en zo probeert het evangelie aannemelijk te maken in de hedendaagse samenleving.

Dan ben jij zeker de missionaris, zal de lezer uitroepen als ze voor mij mogen kiezen. Dat is slechts voor een deel waar. Het klopt. Wij willen dicht bij mensen komen. Als het ware in hun huid kruipen, zodat het evangelie niet van tweeduizend jaar geleden is, maar ook van deze tijd. Maar in mijn gesprekken met mensen bemerk ik de behoefte aan monniken. In het jachtige leven van alledag is een roep te horen naar autenticiteit, rust en tot jezelf komen.

Daarom spreekt mij het idee van een stadsklooster aan. Dichtbij de wijkbewoners is een plek waar mensen even tot rust kunnen komen. En mijn voorbeeld van hoe het ook kan is de film Sister Act. Een groep kloosterlingen komt uit het klooster om de buurt te dienen. Met muziek aangepast aan deze tijd. Maar ook werkzaam in en voor de buurt. Het klooster wordt niet opgeheven. Het stelt zich ten dienste aan de samenleving.

De tegenstelling is niet zo groot. Een kerk die als monniken dag aan dag bidt en zingt voor de buurt om hen heen en daarin God groot maakt. Die bereid is het veilige plekje te verlaten om vuile handen te maken in de wereld om hen heen. Op zoek naar een missionaris die bereid is het monnikenwerk in het leven van alledag te integreren. Naar een monnik met een missie

zondag 20 januari 2013

Na de kerst

December. Tijd van mooie woorden. Tijd van mooie daden. Warme gevoelens voor alles en iedereen. Want dan moet iedereen toch een goed gevoel krijgen.
Dat ervoeren ook wij in die maand. Iedereen bereid bij te dragen voor 150 kerstpakketten. De ontvangers onder de indruk van al het moois en lekkers. En tijdens de kerstdienst en voorafgaande kerstnachtdienst wilde iedereen dat niemand ontbrak. Iedereen hoort erbij. Hartverwarmend.

Maar ja, de tijd gaat door. Het wordt zo weer oud en nieuw en voor je het weet zitten we alweer in half januari. Maar daarin houdt de armoede, de dakloosheid, de eindeloze schulden en de onduidelijke toekomst gewoon aan. Even een opleving van medemenselijkheid. En dan gaan we weer verder waar we mee bezig waren.

Wij proberen mensen 365 dagen in het jaar ten dienst te zijn. In de warme winterdagen, maar ook in die ijskoude aftermonth januari. Leven gaat door. Medemenselijkheid hopelijk ook. Ik blijf ervoor gaan.