zaterdag 8 september 2012

Een rechtgeaarde scheefwoner

Vandaag heb ik eens tijd om weer eens wat gedachten aan het net toe tevertrouwen. De kranten staan bol van allerlei politieke gedachten en statements, waar ik liever niet mijn handen aan brand, omdat die te dicht liggen bij mijn gewone werk als ambtelijke ondersteuner voor de lokale gemeenteraad.

Maar nu is er toch een onderwerp waar ik mij eens over wil uitspreken. Het raakt me namelijk persoonlijk. Ik word door de politieke zegslieden in een hokje geplaatst. En zodra ik daarin zit, wil ik eruit breken.

Sinds jaar en dag woon ik in een sociale huurwoning. Die is bedoeld voor burgers die het niet al te goed hebben. Toen wij het huis huurden, vielen we in al zijn aspecten binnen dat hokje. Maar de afgelopen jaren hebben wij 'sociale stijging' meegemaakt. De markt trok aan. De jaren van grote werkloosheid waren voorbij. En ook wij profiteerden van de nieuwe kansen, waardoor wij ineens 'bovenmodaal' werden ingeschat. Tja, en met die nieuwe kansen werden ook nieuwe verwachtingen gewekt. Want de politiek vindt het niet eerlijk dat iemand met een dergelijk inkomen (gerelateerd aan het bruto inkomen) nog te vinden is in een huis met een relatief lage huur.

Ik kan me er ook wel in vinden. Hoeveel ken ik er niet, die zich met vrouwlief, kindje(s) en beestje en de rest van het boeltje opsluiten in het relatief goedkope huisje, waardoor zij het inkomen kunnen gebruiken voor hun zoveelste vakantie, auto of de nieuwste computer of ( al dan niet smart) tv. De buurt is voor hen alleen relevant als die een centimeter over de grens van het huisje komt of op een andere manier de schutting, voordeur of anderszins beveiligde deel van het privédomein overschrijdt.

Maar goed, er zijn ook andere soortem mensen. Zoals wij. Die hun hele vrijetijdsleven steken in het wel en wee van de omgeving. Die het beste voorhebben met de leefbaarheid van de wijk. Die hun privéleven niet hermetisch afsluiten voor de gevaarlijke buitenwereld, maar juist wagenwijd openzetten voor de hartelijke, maar vaak onbegrepen, buurtgenoten. Die een willen zijn met die buren door er voor hen te zijn. Niet alleen van 9 tot 5, maar ook van 5 tot 9. Soms door in de slaap gewekt te worden door ruwe geluiden van buitenaf. Soms ook door in die nachtelijke uren gewekt te worden door buren die hun raad juist op die momenten kunnen gebruiken, voordat ze naar andere, rigoreuze, middelen grijpen. Er is dus een slag mensen die hun leven wil inzetten en delen voor hun buurt, zodat die er beter door wordt.

Voor dat soort scheefwoners, waar ik toe behoor, wil ik een lans breken. Ik verdien misschien teveel bruto voor een dergelijke woning (ook al laat de bankrekening mijn hoofd fronsen als ik weer eens mijn inkomen op bijna bijstandniveau zie verschijnen door aftrek van allerlei eigen bijdragen van/aan mijn in de ogen van velen veel te grote en daarmee ook niet-modale gezin). Maar daar staat wat tegenover. Is het niet zo dat de investering in de wijksamenleving het scheefwonen compenseert? Ik kan het vrijwilligerswerk natuurlijk ook zoals anderen 'vermarkten' waardoor ik qua inkomen nog een tweede huis kan bijhuren. Maar dat zit niet in mijn systeem. Dan moet ik worden zoals al die andere bedrijfjes die de subsidies op wijkgebied aflopen om te kijken of er nog iets uit te halen valt.

Nee, ik blijf hier wonen. Geniet van de buurt en de mensen om mij heen. En hoop dat de politiek uitzonderingen vindt op regelingen, waarmee mijn slag mensen (en daarmee uiteindelijk ook miijn slag wijken) gediend zal zijn.

dinsdag 4 september 2012

Column Friesch Dagblad 49: Licht in de duisternis

Afgelopen zaterdag was ik in de radiostudio van Radio 5 in het gebouw van de gezamenlijke omroepen AVRO, KRO en NCRV.

Teruggaand liep ik langs een ruimte waar op een zuil een tekst was gedrukt: ‘het is beter samen een kaars aan te steken dan te klagen over de duisternis’. Naar later bleek een variant op een gezegde van de beroemde Chinese filosoof Lao Tse.

Maar de tekst had me te pakken. Ik moet denken aan al die mensen die me de afgelopen jaren vertelden hoe slecht het gaat. Met de wijk. Met de samenleving. Met het aantal mensen dat gelooft in God. Met de invloed die we als gelovigen nog hebben in deze wereld. Situaties die we al snel zien als duisternis. Het licht is eruit getrokken. Het oude vertrouwde is niet meer. We zien geen hand meer voor ogen. En gaan al tastend onze weg.

De situatie is een feit. De duisternis is er daadwerkelijk. Het gaat erom hoe we er mee omgaan. Voor velen is de enige reactie erover te klagen. Wat erg dat dit zo is. Wat vreselijk dat dit ons overkomt. Christenen reageren daar niet anders op. De duisternis overkomt ons. En wat doen we? We sluiten ons op achter de veilige kerkmuren waar we samen gezin van God kunnen zijn. Veilig in Jezus’ armen. Of zoals een lieve zuster ons waarschuwde toen we bewust verhuisden naar een achterstandswijk. Daar zouden onze kinderen worden omgeturnd tot criminelen. Het duister zou hen wel overmeesteren.

Het kan ook anders. Door een licht aan te steken in het duister. Door de duisternis niet tot onze focus te maken, maar ons te richten op het licht. Wie door de samenleving heen wandelt, vindt sporen van het geloof. Niet van een vervlogen geloof, maar van een levend geloof. Christenen hebben zich echter laten overmeesteren door de gedachtenwereld van deze tijd. Wie in een volkswijk woont, moet als hij kinderen krijgt vooral naar een buitenwijk verhuizen, want daar is het ‘veilig’. Dus komen we in die wijken relatief veel christenen tegen, terwijl de volkswijken ontkerstend worden.

Gaat het ons nu om veiligheid te zoeken of onze roeping na te volgen? Wat zou er gebeuren als elk huis waar christenen wonen een geestelijke kaars wordt die we samen opsteken? Toen wij verhuisden naar de achterstandswijk, kreeg de zuster al snel ongelijk. Niet het licht trok naar het duister, maar het duister naar ons licht. Ons huis werd een inval voor kinderen in onze buurt die het fijn vonden om bij ons langs te komen. Het licht scheen in de duisternis!