zaterdag 30 januari 2010

De kogel door de moskee

Afgelopen maandag is een voorlopig einde gekomen aan een langdurig proces om te komen tot de bouw van een wijkmoskee in onze wijk Klarendal. Ik was erbij om als gastheer de verwachte grote aanwas van wijkbewoners op te vangen. Hier zal ik geen relaas geven van de politieke aspecten ervan. Daarvoor ben ik als ambtenaar van de griffie, de directe ondersteuning van de gemeenteraad, teveel betrokken.

Het gaat me veeleer om het delen van een gevoel dat me bekroop terwijl ik bij de vergadering aanwezig was. Ik ontving bekende autochtone Klarendallers. Ze zouden het komen horen. Ze spraken met me en zeiden te hopen dat hun wens, geen moskee op die plek ik de wijk, zou worden gehonoreerd. Ik begroette islamitische Klarendallers. Ze hoopten van harte dat hun wens, een eigen mooie moskee op die plek, zou worden gehonoreerd. Ik ontmoette een professionele welzijnswerker van Turks-islamitische afkomst. Hij verhaalde over het onmogelijke dilemma waar deze zaak in terecht was gekomen. De sloop van de school waar diverse generaties wijkbewoners naar toe waren gegaan. Om daar een moskee voor in de plaats te bouwen. Het gevoel wint het van de ratio. Natuurlijk wel een moskee, maar niet op die plaats.

Ik merkte dat ik met mijn medewijkbewoners meeleefde. Ik voelde aan wat zij zo graag wilden. Ik kon meevoelen dat mijn autochtone wijkbewoners toch liever het schoolgebouw wilden behouden voor de wijk. Dat ze geen parkeeroverlast wilden als de moskee negen keer per jaar de deuren voor 500 bezoekers zou openstellen. Dat ze vreesden dat die 500 voor negen keer per jaar al snel zou worden verhoogd tot twee-en-vijftig keer per jaar. Ik kon meevoelen met mijn islamitische wijkbewoners dat ze zo graag een mooi onderkomen wilden hebben in plaats van het armlastige achterafplaatsje waar ze nu samenkomen. Dat ze de vrijheid van godsdienst aanspreken om toch ergens te mogen vieren en bidden. Dat ze al zoveel hadden ingeleverd dat er nu daarvoor gerespecteerd mochten worden. Ik kon meevoelen met mijn professionele welzijnswerker van Turks-islamitische afkomst, dat het een onmogelijke weg zou zijn. Wat er ook zou gebeuren, een van de twee zou die avond teleurgesteld zijn. Beide groepen staan bekend om hun emotionele karakter. Hoe zouden ze met de uitslag omgaan.

Ik voel met ze mee. Ik voel dat ik er tussenin sta. Ik kan, wil en mag (vanwege mijn werk) geen antwoord geven op wat ik ervan vind. Ik gun zowel de een als de ander zijn winst. Vanuit een persoonlijke betrokkenheid en niet vanuit een politieke stellingname. Na afloop leef ik mee met de vreugde van de winnaars die het behoud van hun school ten koste van de moskee voor ogen hadden. Maar leef ik ook mee met de verliezers die er beteuterd bij staan. Na jaren van onderhandelen is er nog niets.

Meeleven wil niet zeggen dat ik het met alles eens was. Zeker niet met de manier van reageren op de ander van mijn autochtone bewoners. Zeker een tijd geleden, toen de imam zijn visie voor het voetlicht bracht en regelmatig uit de zaal werd onderbroken door gehoon uit het publiek. Laat staan dat er zichtbaar contact was tussen beide groepen. Dat was ook deze avond zichtbaar. Beide groepen aan de andere kant van de zaal.

De kogel is door de moskee en niet door de school, zal ik maar zeggen. Het is en blijft een duivels dilemma. Een dilemma dat niet in de politieke arena van discussie en debat, van voor- en tegenstanders, kan worden opgelost. Want ook bij een nieuwe locatie zullen blokkades worden opgeworpen. Omdat mensen bang zijn voor het grote onbekende. Of gesprek iets oplevert weet ik niet. Omdat ik niet weet of beide groepen een open houding naar elkaar zullen hebben. Of de bereidheid de eigen muur jegens de ander neer te halen.

Ik ken en begrijp ze allebei. Maar op het moment dat ik ze iets laat zien van de kant van de ander, ontstaat er onbegrip. Of er een kans is om boven de loopgraven uit te komen tot een voor alle partijen aanvaardbaar alternatief is maar de vraag. De mensen begrijpen en met ze meevoelen betekent niet dat ik ze kan adviseren een bepaalde weg in te slaan. Want op dit moment is dat niet waar ik een weg voor mezelf zie. Maar het stelt me wel voor een lastig parket, omdat ik de persoonlijke relatie met vertegenwoordigers van beide groepen hoog acht. Als de een zich negatief over de ander uitlaat, wil ik een alternatief geluid laten horen. De mens laten zien en niet de collectieve vijand. Als het om dat wederzijdse vijandbeeld gaat, is relatie hoogstnoodzakelijk. Alleen als we mensen persoonlijk kennen, zullen muren vallen. Kan ik daar een rol in spelen? Wie weet...???

donderdag 28 januari 2010

Column Friesch Dagblad 15: Geen alle(zon)daagse dienst

Het heeft even geduurd, maar daar is 'ie dan weer. De volgende column die afgelopen dinsdag in het Friesch Dagblad is gepubliceerd.

Afgelopen zondag kwart voor tien. Ik open de deur van Villa Klarendal. De kinderclubleidster bereidt haar club van tien uur voor. Ik zet koffie en thee. Als de dagleidster en mijn medehelper aankomen, nemen we het dagprogramma door. We hopen op meer kinderen dan de nul of een van de afgelopen weken. De bel gaat. Drie kinderen voor de deur. Zonder bidden heeft God ons gebed al verhoord! Zij bidden met ons mee. ,,We gaan nu bidden, hoor”, zegt een van ons tegen hen, waarop een bij wijze van herkenning haar gevouwen handen laat zien. Weer gaat de bel. Nog twee kinderen staan klaar.

De kinderclub begint. Ik vervolg de verdere voorbereiding van de brunch. Beleg op tafel zetten. Brood netjes en gezellig over de tafels verdelen. De eieren koken. Ondertussen praten we ontspannen over de afgelopen tijd. Om half elf komt de eerste volwassen Iraanse bezoekster met haar dochtertje. Ze nestelt zich op een stoel in een hoekje. Weer de bel. Het is een autochtone bezoeker die zijn scootmobiel in de gang wil parkeren. Ik laat hem afstappen en rijd de gang in. Hij strompelt de Villa binnen. De ene na de andere bezoeker komt binnen, groet de anderen hartelijk en krijgt van ons koffie of thee.

Stipt om elf uur zit iedereen aan tafel. De kinderen van de kinderclub zitten aan een tafel die nog vrij is. De dagleidster verwelkomt iedereen. Na het uitgesproken gebed, werpt iedereen zich op de goedgevulde tafel. Met ei erbij. Een halfuur later zit iedereen voldaan onderuit. We ruimen de tafels van 31 bezoekers af. Even zoveel borden, messen en vorken, de overgebleven resten van ei, brood of beschuit verdwijnen in de afwasmachine of vuilnisbak.

Twaalf uur begint de viering in een kring met ons startlied De kleine villa in de straten. Nog twee liederen. De clubkinderen en crèchekinderen gaan weg of naar de andere ruimte. Tijd voor het ‘praatje’ over Jezus in Nazareth. Iedereen leeft zichtbaar mee. Getroffen door de mooie woorden. Een tijd van gebed volgt, waarin persoonlijke noden worden gedeeld met onze hemelse Papa. Een gezongen zegen als toetje.

Even napraten. De laatste ronde koffie of thee. De goed gebruikte wc krijgt een noodzakelijke schoonmaakbeurt. Een laatste groet en een goede week gewenst. We kijken terug op de brunch en viering. De vervijfvoudiging van de kinderclub. Het grote aantal brunchvierders. De mensen die bewust aan de viering meedoen. Een ruzietje tussen twee bezoekers. Na afloop hangt een jas niet meer op de kapstok. Vergeten de voordeur dicht te doen.

Het is geen alle(zon)daagse kerkdienst. Maar bezoekers die niet of nauwelijks kerkgaand waren, genieten nu van de warme gemeenschap. En ervaren daardoor God in hun leven. Zo mogen we met God meewerken op dit kleine stukje van deze aarde.

vrijdag 1 januari 2010

Nieuwjaar

Zoals iedereen heb ook ik gisteren oud en nieuw gevierd. Het was voor mij altijd een feest van spanning voor het komende. Je wist al lang van tevoren dat klokslag 12 uur de bommen los gingen. En van tevoren zat iedereen zich vol spanning te ontladen aan het eten en drinken van al het ingekochte lekkers.

Het feest is een typering van onze Nederlandse cultuur. Gezellig samenzijn met familie. Lang van tevoren afspreken wie welke hapjes klaarmaakt. Alles punctueel, maar vooral ook: gezellig. Dat typisch Nederlands woordje dat knussigheid, kneuterigheid en warmte moet voorstellen.

Op tv gisteren was het ook weer een typisch Nederlands gebeuren, waarbij de bekende gezichten van het afgelopen jaar de revue passeerden of het gebeuren inleidden. Even had ik het gevoel dat de presentatoren zouden afronden met "...wat is het oordeel van de jury..." of "...jullie waren goed, maar... dat horen we straks..." of "het Nederlandse publiek heeft gesproken...". Beau, Tooske, Gerard (gezellig hè?) kwamen langs op het scherm.

Ook dat beïnvloed ons denken en doen. Die mensen met leeghoofdige frasen en grootsprakige presentaties die vooral Idols of Popstars aandoen. HIJ IS ER WEER... HIER IS....... M-A-R-C-O B-O-R-S-A-T-O!!!!! Gejuich, gejoel, geklap. En vooral: met zijn allen hard meezingen met de bankroete meester. Het gaat immers om die grootsheid. Het gaat erom dat je met zijn allen grote, mooie dingen zegt. Wat je zegt dat maakt niet uit. Als het maar mooi is en het mijn gevoel versterkt. Samen gezellig meezingen versterkt die zo nodige saamhorigheid. Lekker gezellig samen in de kou staan op dat grote plein.

Afijn. Ook wij hebben het jaar uitgeknald. Het enige dat ik uitknalde was per ongeluk de kurk van de champagnefles die gelukkig aan de onderkant van het keukenkastje terecht kwam. Dus geen scherven door de druk van de fles. Mijn kinderen genoten van het (veel en groots) ingekochte vuurwerk. Soms verstoord door buren die voor de lol een vlinder (een keiharde, illegale knaller) gooiden naar een mooie pot, waardoor het siervuurwerk niet omhoog de lucht in, maar opzij de straat in knalde. Ja, dan baal je even met hem. Vooral, omdat er zoveel voor wordt gewaarschuwd om dat soort dingen niet te kopen, laat staan het naar anderen toe te gooien. Maar ja, ook dat is cultuur, denk ik dan. Voorzichtig dacht ik dat die Irakezen de bomaanslagen in Bagdad op deze manier wilden verwerken. Want ze trokken zich niets aan van waarvoor van tevoren zo breeduit in de Nederlandse media werd gewaarschuwd. Weer dacht ik voorzichtig dat ze genoeg leed hadden gezien om te begrijpen dat je ook wel zonder een hand, oog of voet kunt doorleven.

De nacht werd lang. Deels door degenen die zich niet konden inhouden om spirituele vloeistof naar binnen te werken. Dan worden familieleden emotioneel en moet het leed van het afgelopen jaar, de niet verwerkte jeugd of de plannen die niet zijn uitgekomen weer even met elkaar worden gedeeld. Het ochtendgloren was al zichtbaar toen we ons bed roken. Om er vervolgens na een diepe slaap (voor sommigen roes) na verloop van tijd te ontwaken op een nieuwjaarsdag dat dan al lang bezig was.

Och, telkens zijn het toch ook weer leuke dagen om elkaar te ontmoeten, te spreken of te omhelzen. En al die bijwerkingen neem ik daarbij dan ook maar voor lief. Hoe pijnlijk ze soms ook kunnen zijn.

Hoe ik daarin christen ben? Zoals ik dat altijd ben. Gewoon mezelf. Ik probeer wel altijd de maat te houden, zodat ik er geen dingen uitkraam waar ik later spijt van heb (of zelfs geen weet meer van heb). Sommigen noemen dat saai. Anderen begrijpen het en pakken het op als de rots in de branding (vooral als ze zelf bijna niet meer op de voeten kunnen staan). Nee, geen BOB (ik heb geen rijbewijs en we bleven slapen). Hopelijk wel een baken in onrustige, onvoorspelbare of emotioneel ontladende momenten. Ook al wordt een baken in woelige baren ook wel eens heen en weer geslingerd of behoorlijk op de kop gezet. Maar hij komt altijd weer boven en wijst altijd weer de juiste weg.