donderdag 31 januari 2008

Missionair en Deep Throat

Komende zondag wordt door de VPRO en BNN de pornofilm "Deep Throat" uitgezonden. Dit heeft tot grote beroering geleid in ons land. Althans, de minister van Jeugd en Gezin heeft een "moreel appèl" gedaan op de omroepen om de uitzending niet te laten doorgaan. De omroepen hebben gereageerd dat ze de uitzending toch door laten gaan. Daarop heeft de minister verklaard te laten uitzoeken of de film kan worden verboden.

Op zich een interessant gegeven. De politiek is er weer even zoet mee. Maar wat heeft dat te maken met het hoofdonderwerp van deze blog: missionair werken?

Deze manier van doen en reageren lijkt sterk op hoe veel christenen geneigd zijn te reageren als ze het ergens niet mee eens zijn. Als het ze niet lukt om de andersdenkenden te overtuigen van hun gelijk, zetten ze machtsmiddelen in zoals een verbod. Ik denk dat de minister van Jeugd en Gezin, ook nog eens partijleider van de ChristenUnie, daar de plank misslaat. Natuurlijk is dit goed voor de eigen achterban die hiermee niet wordt vervreemd van de eigen minister. Aan de andere kant worden christenen hiermee opnieuw in verband gebracht met hun neiging het eigen gedachtengoed op anderen te leggen.

Christenen zijn zeker in ons land een kleine minderheid. Daarmee zijn we niet minderwaardig. Maar dat moet ons wel aan het nadenken zetten hoe we omgaan met de andere groepen die anders denken dan wij. Staan we moreel boven hen en hebben we daarmee het recht om onzedelijke en in onze ogen immorele uitingen te verbieden? Of staan we naast hen en gaan daarmee het debat met hen aan. Juist in een tijd dat de EO een prachtig programma heeft "40 dagen zonder seks" waarin niet moraliserend wordt gepraat met jongeren op een niet EO-achtige, maar op een jongerenmanier, zenden VPRO en BNN deze film uit. Overigens gebeurt dat ook in een avondvullend programma waarin de hoofdrolspeelster van de film het woord krijgt over wat zij er nu van vindt dat zij erin heeft gespeeld. Seks wordt dus bespreekbaar gemaakt. Enerzijds door de EO, anderzijds door VPRO en BNN. Laat daarna de discussie maar losbarsten over wat de beste manier van seks bedrijven is.

In missionair werk kom ik regelmatig voor dit soort morele vragen te staan.

Hoe gaan we om met jongeren die op zoek zijn naar God, maar in een wel heel erg uitdagend bloesje de bijeenkomsten bezoeken? Sommigen willen hen al gelijk aanspreken op het gevaar van het dragen van die kleding en het eigenlijk liever direct verbieden (waar kijken de jongens naar?). Anderen waarderen de Caraïbische en Latijnsamerikaanse cultuur waar de meisjes vandaan komen en geven hen de ruimte om naar God toe te groeien die hen vanzelf wel zal laten zien wat goed en fout is (ook al blijft het heel moeilijk om mijn mannelijke ogen van die jong-vrouwelijke rondingen af te houden, die op deze manier zo fraai worden geëtaleerd).

Het is nog niet gebeurd, maar wat zou er gebeuren als naar God zoekende homostellen hand in hand bij ons in de Villa zouden komen? Ik denk dat we als team zouden slikken en nog even een extra schietgebedje naar boven zouden doen, zodat we wijsheid krijgen. Maar ik denk dat we dan diezelfde houding zouden moeten hebben: geef ze de vrijheid om te komen, naar God toe te groeien en laat God maar dusdanig in hen werken, zodat Hij aan hen kan doorgeven wat goed en niet goed voor hen is.

Missionair, dat betekent in deze tijd: naast mensen staan en ruimte geven voor hun anders-denken. Tot hoever dat gaat en wanneer de grens bereikt is waarop je dingen toestaat of moet gaan verbieden? Dat is een prachtig, maar o zo moeilijk spanningsveld, waarop we alleen werkend, experimenterend en biddend het antwoord kunnen vinden.

zondag 27 januari 2008

Motivatie voor het werk

Als reactie op mijn laatste blog schreef Johannes: Ik mis nog een label voor het stukje; liefde! Waarschijnlijk zit dat in al je stukjes, maar in deze proef ik het heel sterk.

Tja, die liefde. Die is er zeker. Toch denk ik dat lezers gemakkelijk het gevoel kunnen krijgen dat het ons wel heel gemakkelijk afgaat. Dat alles bij ons op rolletjes loopt en dat er helemaal niets mis gaat.

Nou, nee dus. Als ik zo terugkijk, is onze motivatie voor dit werk heel vaak op de proef gesteld. In onze relatie met bezoekers, tussen bezoekers onderling, tussen leden van het kernteam, met andere vrijwilligers, maar ook in praktische aangelegenheden. Onduidelijkheden en slechte afspraken onderling, waardoor er wrijving en irritatie ontstond; vrijwilligers die meer kwamen om te eten dat om te helpen terwijl wij als kernteamleden het vuur uit de sloffen liepen; bezoekers die na twee jaar nog steeds aan ons vroegen of we ze thee of koffie konden inschenken; een ruzie tussen twee bezoekers die zeer hoog opliep (gelukkig niet in de Villa zelf gebeurd); de waterleiding die bevroor, waardoor we met jerrycans en thermoskannen water uit ons eigen huis moesten sjouwen; kinderen die zeer irriterend waren en eerder kwamen om te keten dan om leuk mee te doen; moeheid, ziekte of lamlendigheid voorafgaand aan een brunch of diner waardoor we uitgeteld aan een zondag begonnen; kortom: we hebben alle vormen van problemen hebben we meegemaakt, waardoor een goed lopend project menselijkerwijs uiteen kan spatten.

Dan word je teruggeworpen op je motivatie. En komt de vraag naar boven waarvoor je het doet. Is het om eigen eer te behalen? Naar anderen te kunnen vertellen hoe goed het gaat? Of is er Iemand anders die ons tot dit werk heeft geroepen? Na verloop van tijd kwamen we op dat laatste uit.

Ik kan me herinneren dat ik heel vaak geen zin had om te beginnen. Dan sleepte ik me toch maar weer naar het gebouw toe. En vertelde de anderen hoe ik mezelf voelde. We baden vervolgens dat we kracht en nieuwe motivatie mochten krijgen. De ene keer was de lamlendigheid na afloop omgeslagen in vreugde. Mensen die allerlei vragen over het geloof stelden. Die het zo heerlijk gezellig vonden. En letterlijk zeiden dat ze "Gods rust ervaarden". Dan konden we alleen God maar danken dat Hij het opnieuw in ons mogelijk had gemaakt. En keerden we diep tevreden terug naar huis. Andere keren maakten we echter dingen mee, waardoor ons de moed nog verder in de schoenen zonk. Dat we moedeloos waren door allerlei situaties die we meemaakten. Dan legden we die situaties opnieuw terug bij de Here God. En gingen, teleurgesteld, weer terug naar huis. Ik heb daarvan geleerd, dat we niet alles in de hand hebben. Uiteindelijk is God degene die situaties en mensen kan veranderen. Soms werden we dan pas na maanden weer bemoedigd door veranderingen in die situaties of mensen. Maar in andere gevallen moesten we het ook bij God achterlaten zonder resultaat te zien.

In gevallen waarin we als team onderlinge irritaties ervoeren, hadden we de neiging die hard tegenover elkaar uit te spreken. Ook dan kwam weer de motivatievraag naar boven: "waar doe je dit voor...?" En leerden we de ander te respecteren met de eigen gaven, talenten en onzekerheden. We kozen dan voor het team en niet voor onze eigen wensen en gevoelens. Onze stelregel is daarom nu: "We zoeken als team gezamenlijk Gods weg. Als een van de teamleden zich niet kan verenigen met een bepaalde richting, zal dat (nog) niet de weg zijn waarop God ons leidt."

De motivatie moest dus telkens bij God vandaan worden gehaald. Hoezeer enthousiast we ook vaak zijn over ons werk, er blijven toch momenten waarop het enthousiasme ("geestdrift") tot op het nulpunt is gedaald. Dan hebben we een andere, diepere, Geestdrift nodig, die niet uit onszelf komt. Die alleen door die ene Geest kan worden aangewakkerd. Maar als die er is, merken mensen de echtheid van ons geloof. En zullen ze God door ons heen gaan ervaren. Al is dat voor ons gevoel door vallen en opstaan heen.

vrijdag 25 januari 2008

Missionair en diaconaal

Missionair. Dat wordt vaak gelijkgesteld met mensen die het geloof verkondigen. Die de straat op gaan en daar hun geloof uitdragen.

Diaconaal. Dat wordt vaak gelijkgesteld aan mensen die helpen en naast mensen staan. Die de straat op gaan om daar de medemens te ondersteunen.

Dat het een samen kan gaan met het andere, was tot voor kort niet denkbaar. Wie diaconaal was, was er voor mensen en geen haar op zijn hoofd dacht eraan om iets te vertellen over zijn geloof. Wie missionair was, was er om te verkondigen en geen enkel celletje in zijn brein dacht eraan hoe belangrijk het is om naast mensen te staan die het moeilijk hebben.

Gelukkig begint er kentering te komen in die schijnbare tegenstellingen. Want dat zijn ze. Ik zie toch steeds weer hoe die twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Missionair betekent niet altijd verkondigen. Diaconaal betekent niet altijd alleen maar helpen.

Ik zag dat deze week weer. Woensdag werd ik gevraagd door een goede bekende uit de buurt om samen met haar een sollicitatiebrief te schrijven voor een vacature die ik haar zelf had opgestuurd. Dan ben je een avond bezig om iemand te helpen verder te komen in de samenleving, te leren een sollicitatiebrief te schrijven en zekerheid te krijgen in de vaardigheid om dat voortaan zelf te doen. Tussentijds en voorafgaand daaraan hadden we korte gesprekjes rondom de koffie. Het ging dan om het leven, maar ook over het geloof. Praktische daden gaan op een natuurlijke manier samen met een gesprekje over het geloof.

Vanmiddag werd ik opgebeld door een vrouw die een wekelijks voedselpakket van ons krijgt. Anderen deelden vandaag de voedselpakketten uit (ik ging naar een oudermiddag van mijn zoon die in opleiding is bij de landmacht in Assen...). Deze vrouw was vrij laat, daarom trok ik snel mijn jas aan en rende twee minuten verder naar de plek waar de voedselpakketten worden uitgedeeld om de anderen te vragen nog iets langer te blijven. Natuurlijk ging ik niet gelijk weg, hadden we een gesprekje over hoe het vandaag ging en wat er goed en fout was gegaan. De vrouw kwam toen ik er nog was en we raakten nog kort in gesprek. Niet over geloof of over God, maar wel over zaken die haar raakten. De geplande vijf minuten werden er twintig. Dan is het belangrijk om niet op de tijd te letten, maar oog te hebben voor degene met wie ik sprak.

Thuisgekomen ging de telefoon. Of we een bekende uit de wijk tien euro konden lenen. Dat wil ik graag eerst met mijn vrouw overleggen. Samen zeiden we dat het voor deze vrouw beter was om een voedselpakket ter waarde van tien euro samen te stellen, omdat zij de neiging heeft naar de fles te grijpen. Ik belde terug met die mededeling, ze was er blij mee en ze zou het morgen op komen halen. Moe van de hele dag plofte ik op de bank neer, wat een dutje tot gevolg had. Dat dutje werd ruw verstoord door geklop op de deur. De vrouw van het telefoongesprek stond voor de deur. Of we haar toch geen tien euro cash konden geven. Nee dus, legde ik uit, dat kan ik voor mijn geweten niet verantwoorden, ook al kon ze duizend keer roepen dat ze het niet aan drank zou uitgeven. Waarna ze zichtbaar teleurgesteld afdroop.

Missionair en diaconaal. Leuke combinatie en toch soms zo moeilijk. Je wilt mensen zoveel geven, maar met de weinige tijd die ons is gegeven, kunnen we maar zo weinig doen. Drie momenten waarop ik deze week op verschillende manieren een steentje kon bijdragen. Twee aanvaardden het in liefde. Voor de derde wachten we morgen af of ze nog komt voor het voedselpakket. Drie momenten waarop ik op verschillende manieren kon laten zien hoe de liefde die ik niet van mijzelf heb gekregen toch praktisch handen en voeten kan worden gegeven. Mensen zien en ervaren dat. En weten daardoor dat Degene die mij drijft niet een Heer is van alleen woorden en daarna "bekijk het maar", maar woord en daad onlosmakelijk aan elkaar verbindt.

Ik hoop dat ze hiermee iets hebben geproefd van onze Schepper die de daad bij het woord voegde en ons met woord en daad voor elkaar en voor de schepping om ons heen op deze aarde plaatste.

Weekend weg om verhalen te delen

In Nederland zoeken steeds meer mensen naar nieuwe kerkvormen, naar manieren om hun geloof een plek te geven in hun leven en verbindingen te leggen met mensen die Jezus niet kennen. In april is er een weekend voor mensen die hiermee bezig zijn of over nadenken.

Tijdens het weekend leer je nieuwe mensen kennen, kun je je hart delen en kun je je laten inspireren door de grote verscheidenheid aan manieren om met je geloof bezig te zijn. Die verscheidenheid varieert van de christelijke kloostertradities tot het bewerken van nummers van Jan Smit.

De hoofdingrediënten van het weekend vormen de diverse bezinningsmomenten en de gezamenlijke maaltijden. Omdat we het belangrijk vinden dat je kunt bouwen aan relaties gaan er maximaal 35 mensen mee. Daarnaast is het programma niet al te vol en hechten we eraan dat mensen niet voor een dagje langskomen, maar er het hele weekend zijn. Het is in principe niet de bedoeling dat er kinderen meegaan.

Data: van vrijdagavond 11 april tot zondagmiddag 13 april 2008
Lokatie: Assel Don Bosco Centrum - De Villa
Prijs: 75 per persoon, inclusief overnachtingen, eten en drinken
Kamers: er zijn eenpersoons en tweepersoonskamers beschikbaar
Aanmelding: per mail bij Rick Jansen
Wil je meer informatie? Neem dan gerust contact op met Nico-Dirk van Loo (078 6228 366) of Rosalie Vellekoop (06 1644 8853). Bij Rick Jansen kun je je opgeven.

woensdag 23 januari 2008

Gemeentestichting versus de kerk

Ik werd vannacht geraakt door wat Jos Douma schreef. Op zijn weblog. Ik las het overigens weer (dank daarvoor) op de weblog van Nico-Dirk van Loo.

De post zegt:

Het is interessant dat Maris verwoordt wat er ook bij mij kriebelt: de hele gemeentestichtingsbeweging en het emerging church gebeuren heeft een geur om zich heen hangen van: 'dit is toch het eigenlijke werk, de gevestigde kerken doen niks anders dan voor zichzelf zorgen en de tuin een beetje bijhouden'. Nu is het ontegenzeggelijk waar dat er in de gevestigde kerken heel veel naarbinnengekeerdheid is die haaks staat op Jezus' verlangen dat nog velen hem zullen leren kennen. En dat wordt terecht pijnlijk aangeraakt door de dynamiek van gemeentestichting en emerging church. Maar andersom is er wel eens wat weinig oog, naar mijn indruk, voor de geestelijke nood en het geestelijke verlangen dat er ook binnen de gevestigde kerken is van gelovigen (maar ook on-gelovigen, bijna-gelovigen, bijna-niet-meer-gelovigen etc.) die verlangen naar een werkelijk kennen van Christus, die verlangen naar echt geestelijke zorg voor hun ziel.

Hier wordt volgens mij een tegenstelling gemaakt die er helemaal niet is. Er zijn mensen in de kerk die op zoek zijn en het moeilijk hebben. En er zijn mensen buiten waar een bepaalde groep ineens veel aandacht voor heeft.

De oplossing voor deze schijnbare tegenstelling ligt in de vergelijking met de medische wetenschap. Als we gemeente-zijn vergelijken met een lichaam, dan zien we in de gezondheidszorg allerlei ontwikkelingen op het gebied van het menselijk lichaam. Doordat veel moeders problemen kregen tijdens de zwangerschap, is er een aparte tak ontstaan binnen de gezondheidszorg die zich bezig ging houden met de situatie van moeder en ongeboren kind. Gelijktijdig met die ontwikkeling ging de ontwikkeling van de gewone gezondheidszorg door.

Ik beschouw de huidige aandacht voor gemeentestichting en Emerging Church als een gevolg van het feit dat de afgelopen jaren weinig is gedaan aan dat werkveld. Gemeentes en kerken lopen steeds meer leeg of vergrijzen. Dat komt omdat er wel veel aandacht is geweest voor de zorg voor de "gewone kerkleden", maar niet voor degenen die daar volledig buiten staan. Daardoor dreigt de kerk in haar zwangerschap dood te gaan. Sterker nog, veel kerken raken niet eens meer zwanger, zijn onvruchtbaar geworden, doordat ze niet meer weten hoe ze mensen zonder geloof moeten bereiken.

Daardoor is nu binnen en buiten de kerkelijke muren een nieuw specialisme aan het ontstaan dat zich richt op de buitenstaanders. Ik hoop dat door dit specialisme zowel de christenen binnen de kerken als zij die daarbuiten opereren kunnen leren hoe zij weer vrucht kunnen gaan dragen. Daar heb je nu eenmaal specialisten voor nodig.

Ik hoop dat de gemeentestichtingsbeweging en de Emerging Church zich niet gaat isoleren van de rest van kerkelijk Nederland. En ik hoop ook niet dat die bewegingen door de kerkelijke wereld wordt buitengezet. Ik hoop op een kruisbestuiving over en weer. Ik zie wel degelijk de nood die er binnen de kerken en vrije kringen in Nederland onder gemeenteleden bestaat. Er zijn weer andere specialisten voor nodig om die gemeenteleden op te vangen en te ondersteunen. Bepaalde onderdelen van het specialisme gemeentestichting zullen zeer bruikbaar blijken voor de andere specialisten. Vooral waar het de kennis van de cultuur buiten de kerkmuren betreft. Want veel gemeenteleden, hoezeer geïsoleerd van de samenleving wellicht, zullen toch door opleiding, werk en hobbies geïnfecteerd worden door het postmoderne denken. Daarom is het goed als de kerkelijk specialisten blijven luisteren naar wat zich in de gemeentestichtingsbeweging afspeelt.

Het lichaam hoort in zijn geheel bij elkaar. Daar hoort ook prenatale zorg bij. Ik mag toch hopen dat de kerken en gemeentes hun handen af houden van de eigen prenatale zorg. Abortussen of miskramen moeten op allerlei manieren worden voorkomen. Van beiden heb ik helaas de afgelopen jaren genoeg voorbeelden gezien en gehoord. Laten we gezamenlijk zorgen voor onze geestelijke kinderen, ook voor hen die nog op weg zijn en nog in de buik van het lichaam van Christus in Nederland aan het groeien zijn - of ze nu een klein net bevrucht eicelletje zijn of een bijna voldragen foetus.

Geef ze de kans te groeien

Een van de zaken die in mijn geest is blijven hangen naar aanleiding van de gemeentestichtersdag van afgelopen zaterdag, is het probleem van gemeentestichters in achterstandswijken om mensen op te leiden tot leiderschap.

Van meet af aan ben ik de mening toegedaan, dat mensen die bij ons komen niet "gepamperd" moeten worden, maar na verloop van tijd een duwtje in de rug nodig hebben om uit hun luie zitzak op te staan. Eind vorig seizoen hielden we daarom een speciale bijeenkomst met enkele vaste bezoekers. We vroegen ze na te denken over wat ze zoal hadden geleerd. En tegelijkertijd daagden we ze uit om in actie te komen, omdat we zagen dat ze veel meer potentie hebben dan zijzelf voor mogelijk hielden.
Enkelen hebben zich dat aangetrokken, geloof ik. Als we nu menskracht tekort komen en van tevoren vragen om mee te helpen met de brunch voor te bereiden, zijn zij bereidwillig om daaraan gehoor te geven.

Daarmee zijn ze nog niet van me af. Ik zei zaterdagavond, tijdens het ophalen van het niet-verkochte brood, maar eens tussen neus en lippen door dat ik graag eens met hen een zondags praatje wilde voorbereiden. Verbazing alom op hun gezichten. "Dat kan jij toch veel beter..." zei een van hen. Jawel, maar ik heb ook iemand gehad die mij voor het blok zette en mij positief wist te stimuleren.

Zondag vertelde ik enkele vaste bezoekers dat wij deze week in de stad een gebedsweek houden en of zij niet daaraan wilden meedoen. Enthousiasme was het antwoord op mijn vraag. Zij wilden wel. Het werd vanavond nog versterkt, doordat mijn vrouw Aneta nog niet helemaal is opgeknapt waardoor de vaste computeravond van een andere bezoekster uitviel. Ik moest haar daar toch over bellen en zei even tussendoor dat ik wel een goed alternatief had voor de computeravond.

Vanavond zaten ze in de zaal. Gedrieën. Nog nooit zo'n gebedsavond meegemaakt. Ze vonden het prachtig en werden uitgedaagd om ook zelf op zo'n nieuwe manier te praten met onze (en hun) Heer.

Dit zijn wat voorbeeldjes van hoe ik op mijn gebrekkige manier probeer de mensen die wij mogen bedienen te stimuleren verder te gaan.

Je kunt op twee manieren omgaan met plantjes. Je kunt ervan genieten, ze water geven, ze mooi voor het raam zetten, vol in de zon (als ze dat aankunnen) en af en toe vieze blaadjes weghalen. Die plantjes blijven leven, maar hebben het gevaar in zich dat ze zo lief, maar ook zo klein blijven. Je kunt ze ook verpotten. Af en toe stoppen in een grotere pot, met verse aarde. Waardoor ze weer de kans krijgen om verder door te groeien. Dat is niet leuk voor het plantje. Want het oude vertrouwde potje maakt plaats voor iets anders. Maar het van oorsprong rotte plantje zal verder doorgroeien door een combinatie van goede verzorging en de ruimte die wordt gegeven voor eigen groei.

Een deel van de groei ligt bij die plantjes zelf. Maar misschien gaan sommige klein gebleven plantjes dood, omdat ze niet meer verder kunnen groeien en ze niet in staat zijn zelf van pot te veranderen. Doordat de verzorger teveel gericht is op de verzorging van die lieve, kleine, breekbare plantjes.

Zijn wij planters die alleen bezig zijn met het in de goede pot plaatsen van de plantjes en die te verzorgen? Of kijken we verder naar mogelijkheden om onze plantjes de ruime te bieden zover te groeien, dat ze stevige bomen worden die ook weer zelf vruchten gaan voortbrengen?

zondag 20 januari 2008

Emerging Church NL

Al een tijdlang broeit er iets onder de leden in christelijk Nederland. Er waait een nieuwe wind, die verfrissing, maar zoals altijd ook verwarring geeft. Een wind waardoor dorre takken kapot gaan, oud hout omwaait en die oude, prachtige bomen aan de wortels lijkt te raken.

Die wind heet Emerging Church. Overgewaaid uit het Angelsaksische deel van de wereld en nog maar net postgevat in ons koude kikkerland. Een beweging die in de Engelssprekende wereld veel stof heeft doen opwaaien. Die mensen in ons land enthousiast heeft gemaakt en aan het denken en werken heeft gezet.

Het een versterkt het ander. Toen ik al een tijdje bezig was met missionair werken, kwam ik op het pad van deze beweging. Toen ik er over begon te lezen en te denken, merkte ik dat het aansloot op de manier waarop ik al jaren bezig was. Jezus volgen is een van de credo's. Mensen opzoeken op de plek waar ze zijn. Maar ook: het doorbreken van de muur die door evangelischen is geplaatst tussen evangelisatie en diaconie.

Zo ben ik in deze wind mee gaan waaien, maar dan niet als iemand die met alle winden meewaait. Deze beweging sluit aan op mijn eigen weg met God in deze wereld. En daarom wil ik mijn eigen inbreng geven aan waar God mee bezig is.

Soms is dat lastig, omdat nieuwe bewegingen al snel geassocieerd worden met jonge honden, die alles nieuw willen hebben en de neiging hebben het kerkelijke kind met het door vastroesting vervuilde badwater weg te gooien. Termen die allemaal "post-" in zich bergen lopen mee met die beweging. We zijn het oude vertrouwde voorbij en op zoek naar iets nieuws. Daarom: post-christendom (niet te verwarren met post-christelijk), postmodern, maar ook: post-gereformeerd, post-evangelisch en zelfs post-liberaaltheologisch.

Ik zet deze termen bewust niet om in hyperlinks, omdat elk van deze onderdelen van de emerging church hun eigen zoektocht hebben door het christelijke wereldje, behoorlijk hun neus hebben gestoten tegen vastgeroeste waarden en normen in zowel reformatorische, gereformeerde als evangelische kringen. Dat respect voor die zoektocht wil ik hen gunnen en er geen waardeoordeel aan verbinden, zoals veel van mijn leeftijdsgenoten wel geneigd zijn te doen.

Tja, hoe "post-" ben ik dan, of hoe gaat mijn weg dan?

Het gereformeerd(-synodaal voor de vrijgemaakten onder ons) zijn heb ik afgelegd op het moment dat ik mijn dominee vroeg mij te willen ondersteunen in mijn verlangen om God te dienen onder moslims en hij antwoordde, dat ik dan beter een andere kerk moest zoeken.

Youth for Christ, zoals ik in een eerdere blog verwoordde mijn "moeder"beweging, dacht ik daarna te hebben afgelegd, omdat zij een veel te liberaal-theologisch karakter begon te krijgen en ik weer verder moest groeien, tijdelijk wortelen in de evangelische wereld.

Zo mocht ik een klein decennium verkeren in de kringen van de evangelische (toen Parousia) wereld en mij daaraan met hart en ziel verbinden. Ook daar was uiteindelijk het gebrek aan steun voor mijn verlangen moslims te helpen God te vinden de reden om afscheid te nemen van die wereld.

Om vervolgens een diepe gang te maken door de pinksterwereld van Broederschap en VPE. De ruimte die wij aanvankelijk binnen die gemeente kregen was hartverwarmend en verfrissend. Geen knellende regels en wetjes, maar doen wat je hart (en daarmee God) je ingaf te doen en dat na te streven. Binnen die ruimte heb ik mijn eerste stapjes gezet op de weg van kerk-zijn-in-de-wijk. En heb ik mogen experimenteren met de voorbereiding van de stichting van een nieuwe gemeente in onze woonplaats. Ook van die kerk moesten we in onze actieve dienst afscheid nemen, om vervolgens verder te gaan op de weg in onze wijk waarop we nu lopen.

Tussen al deze periodes in heb ik ook nog enkele post-(voor mijn gevoel toen traumatische) ervaringen gehad met enkele zendingsorganisaties.

Is deze "senior onder de emergers" (zoals sommigen me al benoemen) na een viertal "post-" en enkele andere vergelijkbare ervaringen nu een oude en verbitterde man (jongen nog, in mijn ogen), die alleen aantrapt tegen alles en iedereen die hem heeft dwarsgezeten? Ik durf geen hardop "nee" te zeggen, maar ik denk dat het die richting op gaat. De reden daarvan is dat ik (en als ik "ik" zeg is dat voor een deel ook de gezamenlijke ervaring met mijn vrouw) geleerd heb om Jezus' liefde voor zijn volk (zijn gemeente) te aanvaarden. Te leren vergeven en de minste te zijn in tijden dat men ons niet begreep. Niet voor eigen gelijk te gaan, maar de ander te respecteren, ook al was ik het hartgrondig met hem (of haar) oneens. Te beseffen dat we als christenen leven in een gebroken wereld, waardoor de manier waarop we leven met elkaar ook nogal eens gebroken kan zijn (ik zou zeggen: juist onder christenen).

Dat schrijf ik hier even makkelijk op, maar daar gingen telkens rouwperioden van enkele maanden overheen. Daardoor kan ik de pijn van sommigen die net weggescheurd zijn uit hun geboortekerk (soms letterlijk, soms geestelijk) zo goed begrijpen. De frustratie dat er niet wordt geluisterd, gegooid wordt met bijbelteksten of kerkelijke wetten. Maar houd ik mijn vrienden voor dat ze door dat rouwproces heen moeten gaan. Om daarna te leren die ander te vergeven. Zodat zij niet diezelfde fout jegens de ander maken.

Wat ben ik dan? Beschouw me maar als een christen op weg. Die veel heeft achtergelaten. Die (af en toe) terugkijkend ziet dat de pijn en moeite van als die ervaringen van het verleden er toe hebben bijgedragen dat hij nu is waar hij moet zijn. Die een hart heeft voor zijn Vader, die hem de ruimte heeft gegeven om verder te gaan, soms ver voor de troepen (kerken) uit.

Ik ben de Emerging Church beweging een warm hart toegedaan. Omdat ik nieuwe mogelijkheden zie, buiten alle kerkmuren om. Door wat ik in het verleden heb geleerd, ben ik blij met de (toen nog) gereformeerde kerk, YfC, de evangelische beweging en de pinksterbeweging. Die wil ik niet als afgedaan weggooien. Ik wil juist er tussenin staan. Ben ik daarom weer "teruggekomen" bij YfC, persoonlijk lid geworden van de VPE en nog steeds donateur van evangelische bewegingen? De ouderen in die bewegingen wil ik niet voor het hoofd stoten. Ik wil ze respecteren op de plek waar zij nu staan.

Ik zie een nieuwe tijd waarin jong en oud naast elkaar staan. Waarin onderling respect is voor wat men doet. Waarin christenen binnen de kerk- of gemeentemuren worden opgebouwd om God te dienen. Waarin ook buiten de kerk ruimte is om God te dienen, midden in de samenleving. Waarin de Emerging Church alle vrijheid krijgt om te experimenteren. Waarin de emergers die nu nog wel met hun oude leed kampen daarvan zijn verlost en met een verfrist hart, vol van vergeving samenwerken met de oude kerken die hen aanvankelijk hebben buitengezet.

Een sprookje of een fabeltje? Ik hoop dat Nederland leert om over de kerkmuren heen te kijken. Dat die typisch Nederlandse cultuur, waarin de eigen waarheid boven die van de ander wordt gesteld, doorbroken wordt. Waarin we niet meer bezig zijn met ieder zijn eigen kerkje te spelen, maar waarin we gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor Gods Volk in NL.

Die opkomende kerk, daar ga ik voor!

Kerk en gemeenschap

Gisteren was ik in Utrecht op een netwerkdag voor gemeentestichters. Voor het eerst waren 110 mensen aanwezig uit alle gaten en hoeken van Nederland, zowel geografisch als theologisch, om samen na te denken over het stichten van gemeentes en om van elkaar te leren.

Mooi om te horen hoeveel er al gebeurt. Nog mooier om te merken dat er zoveel belangstelling is voor het onderwerp. Er zijn veel mensen die overwegen op een nieuwe manier een nieuwe kerk of gemeenschap te beginnen.

In gesprekken legde in telkens uit hoe wij bij Villa Klarendal de "brug naar de kerk", die Youth for Christ hoog in het vaandel heeft, proberen te zijn. En hoe wijzelf de naam kerk niet in onze mond nemen, maar vervolgens van onze bezoekers horen dat ons project hun kerk is.

Misschien moeten we ook maar eens af van onze hoge gedachten over wat een kerk moet zijn en terug gaan naar de pure plek waar mensen samen een christelijke gemeenschap vormen, ongeacht de vorm. Door op zo'n manier te leren denken, kunnen we makkelijker afkomen van allerlei "oude gedachten" die wijzelf nog hebben met kerk-zijn.

Een voorbeeld daarvan kwam in een gesprekje naar voren. De vraag van de ander was, waarom mensen wel op sociale projecten, maar niet op de kerkdiensten afkomen. Verder doorvragend, bleek dat zij inmiddels twee Alphacursussen hadden gedraaid met mensen uit de wijk waar zij wonen. De eerste groep komt nog wekelijks in gespreksvorm bij elkaar, maar komt niet op zondag naar de kerkdiensten. De tweede groep komt daar wel. Ik vroeg hen of de momenten waarop de eerste groep samenkomt, in feite niet kan worden beschouwd als een vorm van christelijke gemeenschap (zonder de term kerkdienst in de mond te nemen). Misschien past die gemeenschap niet bij de gedachten die wij hebben over de vorm of inhoud van een kerkdienst. Maar moeten wij bij onze eigen gedachten blijven?

Moeten wij, zoals een van de aanwezigen op deze dag zo treffend zei, onze gedachten, houdingen, theologie en culturele achtergrond door een wasmachine laten gaan, zodat we er los van komen?

Gisterenavond liep ik met wat overgebleven brood van Albert Heijn samen met vaste bezoekers van Villa Klarendal terug naar huis. Zij gingen dat brood nog uitdelen aan mensen in de wijk. Onderweg spraken we over de dingen die ik had meegemaakt. Op dat moment maakte ik gemeenschap mee, die niet onder doet voor elke andere vorm van christelijke gemeenschap. De daarin ervaren onderlinge hartelijkheid, liefde en waardering voor elkaar is niet afhankelijk van tijd, activiteit of vorm.

Ik hoop dat die vernieuwing zich in ons land voortzet, zodat niet-gelovige buren, vrienden en kennissen ruimte krijgen om christelijke gemeenschap van dichtbij mee te maken en er zelfs deel van te gaan uitmaken en daardoor verder groeien tot nieuwe christenen die weer anderen ruimte bieden om deelgenoot te worden van die gemeenschap.

zondag 13 januari 2008

Te oud voor Youth for Christ?

De afgelopen week ben ik woensdag, donderdag en vrijdag op retraite geweest. Wij waren namelijk uitgenodigd voor de stafconferentie van Youth for Christ in Nederland (YfC). De trouwe lezer zal zich afvragen waarom de schrijver ineens bij zo'n stafconferentie verzeild raakt. Welnu, Villa Klarendal, het missionaire project in onze wijk, is onderdeel van die organisatie. Gezien onze betrokkenheid en tijdsbesteding hierbij ziet YfC ons als "kernvrijwilliger" en daarom mochten we meedoen aan de conferentie van vorige week.

Dat is een leuk gegeven, omdat ik YfC al eerder van binnenuit heb leren kennen. Ik was een diaconaal medewerker (dat heet tegenwoordig een "Action Diaconaal Jaar") in het seizoen 1977-1978. Daardoor leer je de sfeer in zo'n organisatie vrij goed kennen.

Wat schetst mijn verbazing? Die sfeer is niet veranderd! Tijdens de afgelopen conferentie werd mij regelmatig gevraagd hoe ik het vond. Mijn antwoord was dat het een "home coming" was. Het leuke was dan ook dat leeftijd er niet toe deed. Door de drie dagen heen had ik verschillende gesprekjes met stafmedewerkers, waarbij de jongste 16 was en de oudste tegen de 40. In plaats van de verwachte generatiekloof, hadden we hele leuke en diepgaande gesprekken. Goed, in een aantal gevallen kon ik putten uit ervaring en de wat jongere gespreksgenoot vertellen wat ik op dat gebied had beleefd. Maar op zo'n moment ervoer ik toch een klik met de ander, ondanks het leeftijdsverschil. De gesprekken waren dan ook niet eenzijdig van: "ik zal het wel effe vertellen", maar veel meer een samen delen van de ervaringen die we hadden meegemaakt. En soms moesten we hartelijk lachen om het feit dat ik diaconaal medewerker was op een moment dat mijn gesprekspartner nog lang niet "in de planning" was.

Ook de voor mij bij YfC vertrouwde combinatie van geestelijk leven en café-achtige afterparties was een verademing. Niet moeilijk doen over het schenken van alcohol. Maar wel binnen de vertrouwde muren duidelijk maken dat er met mate gedronken moet worden. Er werd ook ruimte gemaakt voor de jongsten door een disco (of heet dat tegenwoordig anders?) in te richten. Met alle moderne muzieksoorten die daarbij horen. Samen genieten, dansen en kletsen op de moderne klanken van top 40 muziek. Ik heb staan kijken en genieten van de vreugde die de jongeren er bij hadden. Buiten de zaal kon ik af en toe meedeinen en -zingen met die muziek. Wat prompt tot verbazing van enkele ook-buiten-staande jongeren leidde. Want hun ouders kenden die muziek niet meer, laat staan dat ze de tekst meezongen.

Tja, dan vertelde ik maar weer, dat ik graag dichtbij de mensen wil staan. Dat ik de popmuziek ben blijven volgen. Dat we bij Villa Klarendal veel jongeren over de vloer krijgen. Dat ik ook graag mijn eigen kinderen wil begrijpen. Als je hun muziek niet meer kent of begrijpt, is er geen gesprekstof meer. En ontstaat er een generaatiekloof. Door ook deze cultuur te begrijpen en te accepteren ben ik in staat om naast de jongeren (en ook mijn eigen kinderen) te staan. Natuurlijk doe ik niet aan alles mee. Alhoewel ik die avonden af en toe de kriebels voelde om de dansvloer op te gaan... Gelukkig had een goed excuus: ik was pas ziek geweest.

Ik kijk dus terug op drie prettige dagen binnen YfC verband. De cultuur was als vanouds. De organisatie is met de tijd was meegegroeid. De staf is (gelukkig) niet meer zo "wit" als in de tijd dat ik er nog nauw bij betrokken was (een unicum binnen christelijke organisaties). Ik heb dan ook hartverwarmende gesprekken gevoerd met Antilliaanse en Arubaanse stafmedewerkers.

Het motto is gebleven: Geared to the times, but anchored to the Rock: het geloof in Jezus Christus blijft het uitgangspunt (het ankerpunt), maar in het werk wordt zoveel mogelijk aangesloten op de actuele cultuur. Als ik nu terugdenk aan die eerste jaren bij YfC (1975-1980), denk ik dat ik mijn missionaire instelling niet van een vreemde heb. Ze zeggen niet voor niets: de appel valt niet ver van de boom. Je blijft toch lijken op degene waaruit je geboren bent. En met alle negatieve dingen die er ongetwijfeld over gezegd kunnen worden, ben ik blij dat mijn geestelijke wiegje en kinderbedje bij deze organisatie hebben gestaan.

Ik mocht even bij mama thuis komen.

Voedsel voor de wijk

Kwart voor acht vanavond. Ik zit net aan een warme hap macaroni die mijn dochters met liefde hebben klaargemaakt. Er wordt gebeld. De buurvrouw staat aan de deur. Of ik niet met haar naar Albert Heijn kan gaan om het niet verkochte brood op te halen. De buurvrouw met wie ze altijd samen gaat, is niet thuis.

Twee seconden heb ik nodig om te beslissen. Ik leg mijn bord weg, pak mijn schoenen en trek ze aan. De buurvrouw zegt dat ze alvast op weg gaat. Twee minuten later roept ze of ik nog kom, anders gaat ze alvast. Ik roep terug dat ze alvast mag gaan, wetend hoe snel ze loopt.

Ik gris mijn jas van de kapstok, loop de deur uit en haal haar bij het winkelcentrum in. We lopen samen de winkel in. Die heeft goede zaken gedaan met het brood. We wachten tot de omroepster iedereen oproept met spoed de laatste boodschappen in te laden. Wij laden met toestemming van de verkoopster het weinig overgebleven brood over. De buurvrouw is zichtbaar teleurgesteld. Er is weinig en het is vooral niet zo voedzaam wit brood.

Met een boodschappenwagen en een boodschappentas lopen we terug naar huis. Twee broden of zakken broodjes kunnen we aan de gezinnen aanbieden. Die het met graagte ontvangen. Voor sommigen een welkome aanvulling. Voor anderen een enigszins voedzame aanwinst op hun nauwelijks voedzame weekmenu.

De buurvrouw en ik groeten elkaar. Morgen staat er nog een volle boodschappenkar klaar met overblijfselen van gisterenavond, waarvan de inhoud gebruikt wordt voor de wekelijkse brunch. Wat daar niet aan opgaat, zal worden uitgedeeld aan andere mensen die bij ons bekend zijn.

Ik ga aan de restanten van mijn inmiddels koud geworden macaronibord. Een luxe in vergelijking met het weinige dat sommigen deze zelfde avond hebben ontvangen (wat wellicht het enige is dat ze zullen verorberen).

De liefde en trouw waarmee mijn buurvrouw het brood ophaalt en nog zo laat uitdeelt is voor mij een voorbeeld van missionair bezig zijn. Het geloof, hoe pril dan ook, wordt handen en voeten gegeven en dat merkt deze buurt aan den lijve.

dinsdag 8 januari 2008

Fulltime missionair werker?

Ze gingen voor hun leven naar een ver land. Ze hadden een roeping. Ze zouden het geloof gaan verkondigen, die arme mensen helpen, ondersteuning geven aan wat zwak is. Die roeping, die missie, kwam naar voren in hun beroep. Missionarissen of zendelingen, afhankelijk van de kerkelijke signatuur.

Wie ben ik dat ik mezelf het stempel missionair geef? Als ik van negen tot vijf (meestal later beginnend en later eindigend) zoals veel andere uitverkoren niet-werkloze Nederlanders op mijn kantoor zit, achter mijn PC, omringd door mijn collega's en mijn dagelijkse werk doe?

Is het niet aanmatigend van jezelf te vinden dat je missionair bent? Je bent toch niet anders dan die anderen? Je woont toch gewoon net zoals iedereen in een rijtjeshuis en doet de dingen (meestal) net zoals de anderen om je heen? Je gaat niet naar een ver land, maar blijft in een vertrouwde omgeving (althans: in hetzelfde land). Je kent hier de gebruiken en weet wat mensen bedoelen.

Of is missiewerk ooit verkeerd geïnterpreteerd door het verre werk zo te benoemen (en interessanter te maken) en het werk dichtbij de term evangelisatie te geven? Wat ben je als mensen je vragen wat je doet? Al naar gelang de persoon die ik voor me heb, kan ik antwoorden dat ik ambtenaar ben, vader, echtgenoot, evangelist of missionair werker.

Er is ooit door mensen bedacht dat wie zijn geld zelf verdient geen zendeling, missionaris of missionair werker kan zijn. Tenzij hij ver weg gaat en er de term "tentenmaker" aan is gegeven. Dan werkt hij overdag in zijn beroep in het verre land en is 's avonds de evangelist, de dominee of de christelijke opbouwwerker. En dat tezamen vormt dan de term zendeling (want dat zijn meestal protestants-evangelische gezondenen).

Een prachtig voorbeeld van een "mind-shift" vond ik een tijd geleden in een Engels tijdschrift van de London Institute of Contemporary Christianity (LICC), die een sticker aanboden met de term "I am a fulltime christian worker". Dit doorbrak het denkpatroon dat alleen iemand geestelijk werk doet, die dat fulltime doet. Alleen wie zijn "geestelijk" werk fulltime doet, zal daardoor gezegend worden. Nee, schreef het artikel. We zijn overal christen en zijn op elke plek een evangelist. Of om het in de term van de titel te vangen: we zijn overal missionair werker. Niet alleen wie ver weg gaat is een geroepene en daarmee een gezondene met een missie. Ook wie "achterblijft" en schijnbaar weinig succes of mooie verhalen heeft is gezonden en geroepen om een missie te volbrengen.

Overal waar je werkt kom je mensen tegen die nog niet erg gelovig zijn. Daarvoor kun je een missionair werker zijn. Goed, er wordt geen mooie video van gemaakt. Er kunnen geen mooie, zielige plaatjes worden gemaakt van uitgemergelde, liefst gekleurde, kinderen die aan het gehoor hangen van de gezondene. Maar de opdracht is er niet minder om.

De vraag is: zijn we echt missionaire werkers? Waar we ons ook bevinden? Of zijn we bevangen door het scheidingsduiveltje. Dat zegt dat we op zondag (en voor de goeden onder ons zelfs op een doordeweekse avond) het christelijk geloof beleven. Die ons wijs maakt dat in de tussenliggende dagen vooral ons werk en de leuke dingen belangrijk zijn. Dat die werkzaamheden gescheiden zijn van onze religieuze bezigheden.

Werk, het kan een missie zijn. Waarin het doel van ons leven in uitgeleefd kan worden. Niet om alleen te verkondigen, maar juist door er te zijn en dezelfde dingen te doen. En ze zo te doen dat anderen zich afvragen waarom we het zo doen. De hobby kan zo een hulp zijn om mensen op weg te helpen. Niet op de onwijze manier van de christen voetbaltrainer die met enkele jonge voetballertjes van tevoren moest gaan bidden voor een zegenrijke training (vraag me niet naar de blauwe plekken daarna). Maar door ook daar een andere houding uit te stralen en vooral uit te leven.

Ben ik een fulltime missionair werker? Volmondig: ja. Soms met de frustratie dat ik er nog bij moet werken. Vooral als ik verhalen in mijn missionair (vrijwilligers)werk hoor van mensen die nog zoveel meer in onze wijk willen organiseren en opzetten. Dan jeuken mijn handen, wil ik het werk-bijltje erbij neer gooien en er fulltime voor gaan. Maar zolang er nog behoefte is aan een gezonde financiële ondersteuning van het thuisfront en er geen briefje of andere vorm van leiding uit de hemel neerdwarrelt, wil ik mij toewijden aan mijn dubbele roeping om als missionair ambtenaar (theologisch bestuurskundige of bestuurskundige theoloog zo u wilt) God, mijn gezin, de samenleving en de wijk te dienen.

En daar mag de lezer af en toe van meegenieten.

maandag 7 januari 2008

God werkt anders

Het is de week voor Kerstmis. We ontvangen 10 jongeren in een met kerstpakketten volgepakte kamer. Er is net ruimte voor vijf mensen om te zitten. De andere vijf hangen, staan of zitten bij elkaar op schoot. Ik zit op de tafel, omdat er geen plek meer is (mooie kerstgedachte). In die setting is een normale conversatie met de jongeren uit onze wijk nauwelijks te doen. De een donderjaagt met de ander. Er is geen rust in te vinden. We proberen zo goed en zo kwaad mogelijk te vertellen hoe Maria gebruikt werd door God om Jezus in haar lichaam te laten groeien. En de bereidheid had om daarin toe te staan. Na afloop heb ik een onbevredigend gevoel Alles was zo chaotisch. De jongeren zullen er niets van begrepen hebben.

Vandaag, twee weken na kerstmis. Ik vraag aan de bezoekers wat ze hebben geleerd over God. Zo ook een van de bezoekers van de jongerenbijeenkomst voor Kerst. Hij is nog maar een keer geweest. Dat was die ene keer. Ik denk bij mezelf dat hij nog niet veel heeft geleerd. Dus zeg hem dat hij ook mag opschrijven wat hij graag wil leren. Als we gaan delen wat er is opgeschreven, komen we bij hem uit. Hij heeft geleerd dat God hem kan gebruiken, net zoals Maria.

Ik ben stil. Mijn gedachten over chaos verdwijnen. God werkt ondanks al die omstandigheden heen en kan het binnenste bij iemand raken! God heeft mij gebruikt in al mijn machteloosheid om temidden van de chaos een jongere iets te leren over hoe Hij werkt. Hoe zwakker ik ben, des te sterker kan God werken. Dat geeft hoop voor al die andere momenten van chaos en verwarring in verleden en toekomst.

Dan denk ik terug aan de tekst waarin God zegt: "Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet Mijn wegen".