maandag 27 februari 2012

Kleine groepen tegen consumptiementaliteit in kerken

Vandaag verschenen in Friesch Dagblad

Hilversum | ‘Uw gemeente is een kleine gemeente! Het maakt niet uit of er vijftig, honderd, driehonderd of een paar duizend samenkomen in uw gemeente. Dat aantal is klein in vergelijking met het aantal mensen in uw omgeving dat Christus niet kent en dat niet naar de kerk gaat’.

De aankondiging van de eendaagse conferentie ‘Missional life & church’ die afgelopen zaterdag plaatsvond in Hilversum sprak me aan. Wie wil geen impact hebben op zijn eigen omgeving? Maar toen ik las wie de spreker was, vroeg ik mij af wat hij mij kon leren. Greg Surratt, senior pastor van de ‘multi site’ Sea Coast Church (zie onderaan). Een gemeente met dertienduizend leden die een van de megakerken is in de Verenigde Staten en op veel christelijke Top 10-lijstjes staat. Kunnen wij uit de VS iets nieuws leren?

Surratt begon de conferentie met het schetsen van de spanning tussen de ‘attractionele’ en de ‘missionaire’ gemeente. Bij de attractionele gemeente ligt de focus op de zondag. Alles draait erom dat wat daar gebeurt goed moet zijn. Als het daar goed gaat, gaat het in de rest van het leven ook goed. Het gebouw, de muziek, de preek, alles moet zo volmaakt zijn, dat mensen zich volledig op hun gemak voelen. Bij de missionaire gemeente ligt juist de nadruk op de gemeenschappen die er doordeweeks zijn. De zondagse samenkomst maakt daar onderdeel van uit, maar is niet het centrum van het gemeenteleven.

Surratt richtte 23 jaar geleden Sea Coast Church op, vanuit een diep verlangen om een kerk te zijn voor onkerkelijken. Zo ontstond een attractionele kerk met uitmuntende planning, intensief gebed, veel activiteiten en zorgvuldige evaluatie.
Na twee decennia kwam de kerkleiding tot de conclusie dat verandering nodig was. Onderzoek wees uit dat ondanks de groei van megakerken het totaal aantal kerkgaanden hetzelfde bleef. Ander onderzoek leverde in de VS het 40/60 diagram op. 40 procent van de bevolking kan worden bereikt door het attractionele kerkmodel. De resterende 60 procent voelt zich daardoor niet aangetrokken en blijft daarom onbereikbaar. Dat percentage wordt alleen maar groter. In Nederland schat ik zelf die verhouding op 20/80.

De attractionele werkwijze zorgde ook voor een consumentenmentaliteit. Er werd een show opgevoerd waar gemeenteleden naar konden kijken en luisteren. Af en toe kwam Surratt in gesprek met nieuwe mensen die naar eigen zeggen bij andere kerken hadden ‘geshopt’ om te zien wat het beste bij hen past.
Om die reden zocht de leiding van Sea Coast Church naar een missionair model dat naast het attractionele kon functioneren. Die werd gevonden in het creëren van een discipelmakende cultuur in de gemeente, waardoor discipelen de cultuur om hen heen zouden beïnvloeden.

Leiders dragen de nieuw te bouwen cultuur, aldus pastoraal leider Chip Judd, volgens het principe ‘Je onderwijst wat je weet, je brengt voort wat je bent’. Voor een gezonde cultuur, zijn gezonde leiders nodig. De leider moet eerst zelf leren zijn identiteit te vinden in God. Want ‘om iets weg te geven, moet je het eerst ontvangen’.
De basis voor discipelschap is ‘heb de Heer lief met heel je hart en je naaste als jezelf’. Die bestaat uit drie delen: God liefhebben, je naaste liefhebben en jezelf liefhebben. Om jezelf lief te hebben, moeten discipelen leren om de liefde van God te ontvangen. En daarin te rusten.
Dat we niet van God kunnen ontvangen heeft te maken met de zondeval. Bevrijd van angst en schaamte kunnen we elkaar open benaderen.

De discipelschapsprincipes leren leiders hoe ze gemeenteleden in kleine missionaire groepen kunnen laten samenkomen, om samen God te zoeken en elkaar te steunen en van elkaar te leren. Net zoals Jezus eerst God zocht, daarna een groep discipelen bijeen bracht, met hen optrok en hen vervolgens uitzond. Deze groepen, van maximaal drie personen, zijn niet de traditionele huisgroepen of Bijbelstudiegroepen, maar delen hun hele leven met elkaar. Daarin kan de openheid worden ervaren van samen delen van successen en moeiten. En kan men elkaar helpen christen te zijn in deze wereld.
Het bouwen van een discipelschapscultuur vergt tijd en nabijheid. Het kan niet even snel worden gedaan en ook niet van een afstand gebeuren. Dat is een waarschuwing die Judd ons gaf. Maar in deze wereld is juist behoefte aan mensen die weten waar zij vandaan komen.

Ik vind het mooie gedachten. Ze spreken me erg aan. Greg Surratt was er eerlijk over. Als hij nu opnieuw begon, zou hij een missionaire gemeente opzetten. Om als gezin Gods roeping uit te leven in een bepaalde omgeving voor een bepaalde doelgroep.

De oprechtheid en eerlijkheid van hem en Chip Judd spreken voor zich. Zij hebben zichzelf de principes die zij verkondigen eigen gemaakt. Daarmee geef ik hen het voordeel van de twijfel. Ik ben benieuwd naar de gevolgen in ons land.

Op dit moment heeft de Sea Coast Church dertien locaties met 29 samenkomsten, elk weekend. Meer dan 13.000 mensen bezoeken ieder weekeinde de kerkdiensten. Sommige van de locaties worden door ‘slechts’ honderd mensen bezocht, terwijl andere bezocht worden door enkele duizenden. Als gevolg hiervan begrijpt voorganger Greg Surratt zowel de megakerkwereld als ook de wereld van de kleinere gemeenten. Hij is een van de bestuursleden en oprichters van een gemeentestichtingsnetwerk dat in de afgelopen tien jaar betrokken is geweest bij de start van meer dan tweehonderd kerken in de Verenigde Staten.

woensdag 22 februari 2012

Column Friesch Dagblad 42: Ode aan de kleine vrouw

Het was me het maandje wel. Whitney Houston gevonden in bad. Prins Johan-Friso gevonden onder de sneeuw. Job Cohen vertrokken als PvdA-leider. Allemaal nieuws verpakt in persoonlijk leed. We leven met ze mee.

Toch heb ik daar altijd een dubbel gevoel bij. Dat gevoel werd goed verwoord en uitgebeeld door een foto die op Facebook verscheen met aan de ene kant Whitney met de tekst '1 person dies and 100 million cry' (1 persoon sterft en 100 miljoen huilen) en aan de andere kant een uitgemergeld Afrikaans kind met de tekst '100 million die and no one cries' (100 miljoen sterven en niemand huilt). Ons verdriet is opgeklopt door het nieuws dat we zien en horen. Wat erg, denken we op het moment. Een week later is er weer een nieuw verdriet of een nieuwe schok.

Het leven staat ook in Villa Klarendal niet stil. In diezelfde twee weken was er bericht van het sterven van een zieke bezoeker, de geboorte van 2 kinderen (een tweeling!) en het overlijden in Suriname van een dochter van een bezoekster die zelf ook tijdens haar langdurig verblijf bij haar moeder vaak bij ons was geweest. Dit laatste schokte ons het meest. Een jonge vrouw van 41 uit het leven weggerukt.

In de dagen na het bericht van het sterven ben ik veel bij moeder en stiefvader geweest. Dan komen de verhalen los. Van de vraag van dochter wat haar leven voor doel had. Al jong ziek, waardoor een normale schoolloopbaan onmogelijk was. Dus ook geen werk, want zonder opleiding is dat niet mogelijk. Gebrek aan sociale contacten, waardoor ook een huwelijk niet tot de mogelijkheden behoorde. En dus ook niet gehoor kunnen geven aan het gebruikelijke verlangen naar eigen kinderen. Als je niet kunt voldoen aan die gewone dingen des levens, wat heeft je leven dan voor zin?

Moeder vertelde dat als haar kleinkinderen bij haar thuis kwamen, ze direct vroegen naar de tante. Ze wilden graag bij haar zijn. Niet voor niets. Kinderen worden aangetrokken tot wat echt en puur is.

Ze bleef hoop houden. Er leek een oplossing voor haar medische probleem gevonden. Moeder had al veel medicijnen ingeslagen. En dan ineens het onverwachte. Ze is er niet meer! Alle hoop weggeslagen. Twee dagen daarvoor bezochten haar broers haar. Ze wilden twee dagen later terugkomen. 'Kom dan wel eerder op de dag' zei ze, 'want later op de dag heb ik een afspraak met God'. Had ze in een droom gehoord. Inderdaad. Het tijdstip van haar overlijden.

Ze is er niet meer. Of toch wel. Ze heeft een date met God. Alle leed en vragen voorbij. Veilig in Jezus' armen. Het onbeduidende voor mensen is zeer waardevol voor God!

zaterdag 11 februari 2012

Missionair werk en buurtpastor

Jarenlang zijn we met Villa Klarendal al aan het werk in onze wijk Klarendal. Wat zijn wij nu, vragen sommigen zich af.

Eerst waren we een missionaire pioniersplek. We pionierden in de wijk en bereikten zo veel mensen in de wijk. Juli 2010 is ons werk gewijzigd in een christelijke wijkgemeenschap. Een wijkgemeente waarin wijkbewoners zich thuis kunnen voelen.

Toch krijgen we veel vragen. Zijn we nou katholiek of protestants? Lastig als wij antwoorden dat we daar niet op kunnen en willen antwoorden. Mensen moeten zelf ervaren wat het geloof inhoudt en dat niet laten afhangen van het soort labeltje dat daaraan hangt.

De laatste tijd werken wij veel samen met het katholieke buurtpastoraat. Dat vind ik een mooi woord. Pastoraat wordt door veel kerken geïnterpreteerd als het zorgen voor mensen die deel uitmaken voor mensen die aangesloten zijn bij de eigen kerk.

Buurtpastoraat gaat verder. De doelgroep is de hele buurt. Niet alleen aan kerkleden wordt hulp geboden, maar aan iedereen die dat nodig heeft. Dat gebeurt door bij mensen thuis te komen. Maar vaker door deel te nemen aan activiteiten of die zelf te ondernemen.

Enkele voorbeelden. Wekelijks coördineer ik het uitdeelpunt van de Voedselbank in de wijk. Daardoor hebben we wekelijks contact met mensen. Afgelopen vrijdag had ik een mooi voorbeeld van hoe buurtpastoraat werkt. Een vrouw komt bij ons en vertelt dat zij volgende week niet zal komen, omdat ze in het ziekenhuis wordt opgenomen voor haar anorexiaprobleem. Ze is er al uit aan het komen, maar komt niet genoeg aan. Waarom ze eraan werkt? Omdat ze wekelijks ons ontmoet en daardoor zoveel warmte ervaart, dat dit haar stimuleert om zelf haar leven ter hand te nemen. Even later een andere man die vertelt dat hij graag van zijn drankprobleem af wil door zijn kwaliteiten in te zetten. Samen denken we na over mogelijkheden. Een ander wil inbreken op het gesprek. Ik moet haar afhouden. Na het gesprek vertelt ze blij dat ze een baan en een huis heeft gekregen. Mooi hè. Wilde ze toch met ons delen.

Sommigen komen na verloop van tijd bij onze brunch en viering. We nodigen ze uit, maar gaan niet dwingen. Het pastoraat vindt dan ook niet alleen op die zondagen plaats. Maar op alle dagen dat we met mensen contact hebben.

En daardoor is het ook lastig om te antwoorden op vragen als 'hoeveel mensen komen bij jullie'. Want die vraag (vooral van christen) gaat uit van de gedachte dat zondag de centrale plek is in ons werk. Dat is dus niet zo. Daarom antwoord ik altijd met 'ligt eraan wat je bedoelt'. Wij hebben wekelijks contact met 300 mensen, waarvan tussen de 5 en 50 op zondag langs komen.

Van missionair pionier, naar missionair werker naar buurtpastor. Het werk stabiliseert. Mensen weten ons te vinden. Wij mogen met en voor hen werken.