zaterdag 11 juni 2011

Column Friesch Dagblad 31: het zondaarsgebed

Zomaar een ochtend bij een van onze activiteiten. Veel bezoekers en een aantal enthousiaste vrijwilligers. Een van die vrijwilligers komt in gesprek met een vaste bezoeker. Na verloop van tijd trekken ze zich terug in een kleiner kamertje. Enige tijd later gaat de deur weer open en stapt een zeer blije vrijwilliger uit het kamertje, gevolg door een sjokkende bezoeker.

Na afloop bij de evaluatie hoor ik het verhaal. Het was een mooi gesprek met deze bezoeker van buitenlandse komaf. De vrijwilliger leidde het gesprek naar de vraag of de bezoeker 'zijn leven aan Jezus wilde geven'. En dat wilde de bezoeker maar al te graag. Dus heeft hij het zondaarsgebed meegebeden. Halleluja! Er is een nieuwe broer bijgekomen. Wij moesten het enthousiasme enigszins temperen. Dit was de vierde of vijfde keer dat de bezoeker telkens door een andere vrijwilliger 'tot de Heer was geleid'.

Dit gefingeerde, maar op de waarheid gebaseerde, verhaal komen we regelmatig tegen in ons werk. Neem een enthousiaste, meestal evangelische, vrijwilliger en een bezoeker die gewillig is te praten en te bidden en er ontstaat een sfeer waarin de een met de ander gaat bidden. U begrijpt, wij zijn iets voorzichtiger geworden met het bidden voor mensen om tot het geloof te komen.

Het zondaarsgebed werd ingevoerd in een tijd waarin mensen nog massaal naar de kerk gingen en dito werden opgevoed. Kerkgaan was de norm, niet-kerkgaan was de uitzondering. Iedereen wist waarover je sprak als iemand het had over zonde en schuld. In die tijd ontstond dit standaardgebed waarin mensen uitspreken dat zij spijt hebben van hun zonden, zich willen overgeven aan Jezus en vanaf nu een nieuw leven willen leiden. Een prachtig hulpmiddel waardoor in de loop van de jaren veel mensen het geloof in Jezus hebben gevonden.

Het gebed is verworden tot een formulier. Tot een hulpmiddel om iemand over de streep te trekken. Tot geloof komen, daar moeten we mensen naar toe trekken. Er worden indrukwekkende preken gegeven. Aan het einde wordt een oproep gedaan om naar voren te komen. De spreker spreekt met de mensen die naar voren zijn gekomen het zondaarsgebed uit. En voilĂ , in de volgende rondzendbrief van de spreker staat dat die zondag zoveel mensen als naar voren zijn gekomen tot het geloof zijn gekomen. Wat geweldig. Zoveel mensen. God is aan het werk. Het formulier gebruikt als een graadmeter voor eigen succes. Hoe meer mensen tot geloof komen, hoe beter.

Het standaardgebed uit de 19e eeuw kent een instant-gedachte: als je nu maar dit doet, dan lukt het wel. De mens teruggebracht tot een automaat waar je geld in stopt, waarna er uitkomt wat je zo graag wilt hebben. Mensen zijn niet instant, is mijn ervaring. Iedereen heeft in zijn leven zijn eigen ervaringen gehad. Geen enkel leven is hetzelfde. Net zoals elk mens volledig uniek is.

Geloven is een proces. Waarin God met een mens bezig is. De een staat aan het begin van die weg. De ander is al een aardig eindje op weg. In dat proces tussen God en een individueel persoon worden mensen gebruikt om die persoon dingen te leren. Mensen bijstaan op de weg die zij wandelen met God. Dat zie ik als mijn taak in deze tijd. Dat is een andere benadering dan die ander een formulier te laten uitspreken. Oog hebben voor dat proces leert mij ook om mezelf te zien als klein radertje in het grote geheel dat God wil doen in het leven van een persoon. Er komen veel verschillende mensen op ons pad. Die allemaal op hun manier Godzoekend zijn. De een ver weg, de ander dichtbij. Toch komen ze wekelijks bij ons. Omdat het gezellig is. Maar ook om meer over God te leren kennen. “Moeten we niet meer evangeliseren”, is mij wel eens door andere christenen uit ons team gevraagd. Uiteraard vanuit het wereldbeeld van het formulier. “Dat gebeurt al”, was mijn antwoord. We hebben veel contact met deze mensen. Komen ze op straat tegen, bij een doordeweekse activiteit en op zondag. Door met hen ons leven te delen, zien ze wat het betekent om christen te zijn. En gaan ze daar wellicht ook zelf naar verlangen. En tegelijkertijd komen ze met hun dagelijkse vragen bij ons. Waar wij een antwoord op mogen geven, vanuit onze eigen overtuiging. Maar wel met respect voor het pad dat die persoon aan het lopen is.

Soms past zo'n manier van leren geloven bij onze gedachten over hoe iemand tot het geloof moet komen. Iemand kan op dit moment in een new age sfeer zitten. Of nog verstokt katholiek zijn. Wij hebben dan de neiging om die ander te vertellen dat dit niet goed is. Bij ons komen mensen uit beide achtergronden. Sommigen zitten er nog diep in. Anderen beginnen een andere richting op te lopen. Niet veroordelen, maar naast de ander staan. Dat is onze werkwijze. Langzamerhand laat God zien aan die persoon wat hij of zij moet doen.

Samen op weg gaan. Dat is iets anders dan zomaar in het wilde weg het zondaarsgebed met iemand bidden. Het gaat uit van relatie. Het gaat uit van respect voor de ander. Waarbij we de waarheid niet vergeten te vertellen. Maar waarbij we de keuze wat daarmee te doen bij die ander laten.

Geen opmerkingen: