Na een gesprekje van anderhalf uur in de Villa ben ik net thuis. Er wordt aangebeld. Een vriend die ik al lang ken staat aan de deur. Natuurlijk is hij welkom, ook al kunnen we hem alleen maar voor net driekwartier ontvangen. Want dan gaan we op weg naar de tweewekelijkse gebedsavond.
Tijdens de maaltijd die we hem als gast aanbieden, vertelt hij hoe hij geen zin meer heeft om naar zijn kerk te gaan. "Zeker, het zijn hartelijke mensen, die je begroeten alsof je hun broer bent. Maar als de dienst dan is afgelopen en de koffie met lekkers achter de kiezen, mag je wel weer met je pijnlijke voeten alleen terug lopen. Ondertussen vragen ze wel hoe het met je gaat. Als je dan vertelt van je pijnlijke voeten, zijn ze erg bezorgd en leven met je mee. Maar er zal niemand zijn die aanbiedt om mee terug te rijden. Doordeweeks is er ook niemand die naar je omziet. Dan ben je weer moederziel alleen. Ze kunnen wel praten over gemeenschap, maar ze brengen het niet in praktijk."
Een pijnlijk verhaal om aan te horen. Ook al heeft hij het al ettelijke keren verteld. Pijnlijk, omdat broers en zussen van ons zo met elkaar omgaan. Ze hebben waarschijnlijk niet door dat ze zo reageren. Ze zijn oprecht belangstellend en doen dat vanuit het denkraam dat ze zelf kennen. Ik kan de vriend geen ongelijk geven. Als ik in een gemiddelde kerk kom, ervaar ik hetzelfde. Er is onderlinge liefde op het moment dat je er bent. Men vraagt hoe het met je gaat en legt een bemoedigende hand op de schouder. Maar tussentijds door de week heen is er niemand die eens belt hoe het nu met je gaat. De gemeenschap is beperkt tot de momenten dat we elkaar zien.
Binnen Villa Klarendal willen we een gemeenschap zijn in en voor de wijk. Dat betekent dat we ook daadwerkelijk voor mensen willen klaarstaan. Met dat kiezen voor gemeenschap kom je te staan voor interessante vragen. Vooral tot hoever je de mensen in je leven toelaat. Welk percentage van je leven ze mogen innemen. Een voorbeeld uit de afgelopen week laat zien hoe ikzelf wil kiezen voor gemeenschap.
Een vaste bezoeker, zeg maar gemeentelid, van de Villa heeft een hartinfarct gehad en ligt in het ziekenhuis. De zoon belde mij twee weken geleden op met het nieuws. Er was geen mogelijkheid om hem te bezoeken en zelfs als dat wel het geval was, was het onnodig want hij werd in slaap gehouden. Daarom besluit ik de zoon dagelijks te bellen om te horen hoe de ontwikkelingen zijn. En om tegelijkertijd hem een steuntje in de rug te bieden. Na verloop van enkele dagen is het gemeentelid ontwaakt uit de diepe, onnatuurlijke slaap. De dag erna vraagt de zoon of ik met hem mee wil gaan.
Zijn vader is nog op de intensive care en is nog nauwelijks aanspreekbaar. Hij waardeert onze aanwezigheid voor zover dat zichtbaar is. Een paar dagen later besluit ik weer naar hem toe te gaan en is hij al een stuk helderder.
Enkele dagen later vraagt de zoon om hulp, omdat hij nog steeds niet weet wat er nu precies is gebeurd. Ik stel hem voor een afspraak met de arts te maken en hij vraagt of ik erbij kan zijn. Dan staat hij niet zo alleen tegenover die geleerde koppen. Gisteren stond ik om twee uur klaar voor de afspraak, die, zoals te doen gewoonlijk in het niet zo bedrijfsmatig werkende ziekenhuis, zonder excuses om half drie begon. De ziektetoestand en de gevolgen werden doorgesproken en we hebben de consequenties onder de loep genomen. De zieke is voorlopig nog niet thuis. Vandaag hebben we in een klein team besproken of het huis regelmatig moet worden schoongemaakt en hoe we omgaan met het hondje dat nu moederziel alleen thuis zit (en natuurlijk wel drie keer per dag door de zoon wordt uitgelaten).
Binnen ons team werd ik gecomplimenteerd voor mijn inzet. Dat blijf ik vreemd vinden. Ik hoef geen compliment voor iets wat ik voor iemand doe die mij aan het hart ligt. Als een goede vriend iets overkomt, heb je toch alles voor hem over? Of zijn onze gemeenteleden in de praktijk toch niet onze vrienden, onze broers of zussen? Wordt gemeenschap met woorden beleden, of blijkt die ook uit onze daden?
1 opmerking:
Rick, je hebt gelijk: dit zou normaal moeten zijn, maar dat is het helaas niet. Zelf kom ik in de Meerkerk, een evangelische kerk in Hoofddorp, en in zo'n massale kerk kunnen mensen zich ongetwijfeld ook heel erg eenzaam voelen (ook al doet iedereen erg aardig tegen je). Hier zit de pijn van veel kerken: we zijn veel te veel op de zondagse samenkomsten gericht. Bij ons is er dan ook nog het kringenwerk, maar dat is toch niet hetzelfde als leven in gemeenschap - hoezeer we ook ons best doen.
Ik denk dat ik vanavond (tijdens onze kring, dit keer bij ons aan huis) jouw stuk maar eens voorlees. Stof tot nadenken, lijkt mij. Groet!
Een reactie posten