dinsdag 5 juni 2018

Pleidooi voor scheefwonen

Het kan verkeren... Enkele jaren geleden was er een pleidooi tegen scheefwonen. Belachelijk dat al die rijke mensen bleven wonen in die goedkope huurhuizen waardoor de doorstroming niet mogelijk was. In die tijd schreef ik een blog “Een rechtgeaarde scheefwoner”, waarin ik pleitte voor het behoud van scheefwonen, zodat bevolking zou blijven mengen, rijk en arm door elkaar heen zouden wonen en niet uit elkaar getrokken zouden worden.

Het tij kan keren. De wet is ingegaan. En nu dreigen mooie wijken zoals het Arnhemse Malburgen, net gerenoveerd en helemaal mooi geworden, ten prooi te vallen aan gettovorming, doordat “armen” bij elkaar geplaatst worden. En wat blijkt: er is nu een “Pleidooi voor scheefwonen”. Helemaal mee eens. Jammer dat beleidsmakers soms zo kortzichtig zijn in de gevolgen van het beleid dat zij uitzetten.

Ik ben gebleven en heb het voor lief genomen dat ik extra geld betaalde om hier te blijven wonen. Maar goed, deze scheefwoner (alhoewel dat dit jaar wellicht weer wordt rechtgetrokken door minder inkomen) is blijven wonen om de kennis en ervaring te delen met de rest van de wijk.

vrijdag 18 mei 2018

Kerk met beide benen in de buurt

Op 18 mei is een opinieartikel van mij verschenen in het Nederlands Dagblad. Als ambassadeur van Umoja Nederland heb ik daarvoor de titel "Kerk met beide benen in de buurt" gebruikt, de slogan van Umoja Nederland.

Hieronder een uitgebreide versie van het artikel.

_____________________________


Een nieuwe Mozaïekgemeente in Bunschoten-Spakenburg. De kritiek was de afgelopen periode niet mals. Waarom daar een gemeente en niet in de grote steden of in het zuiden, in Noord-Brabant of Limburg. Ik las afgelopen zaterdag het genuanceerde artikel van onderzoekster Miranda Klaver hierover. Vooral dit artikel deed me in de pen klimmen om ook een ander gezichtspunt te geven.
Ik ben niet degene die zonder meer nieuwe kerken afkeurt die waar dan ook worden gesticht. Ook al vindt dat plaats midden op de Bible-Belt, er zullen toch wel nieuwe mensen gevonden worden die interesse hebben om van zo’n nieuwe gemeente lid te worden. Ook al hebben ze een kerkelijke achtergrond. Zelf kom ik uit een kerkelijke achtergrond, maar heb ik mijn bewustwording en bekering meegemaakt door de activiteiten van Youth for Christ in mijn woonplaats. Iets nieuws kan dus zeker voor kerkelijk opgevoeden een eyeopener dan wel een trekker zijn om een werkelijke relatie met Jezus te krijgen. God gebruikt dat dus zeker voor die doelgroep.

VER AF
Mijn pleidooi in dit artikel richt zich niet op acties en initiatieven die zich richten op mensen die al een kerkelijke achtergrond hebben, maar op de groep die daar heel ver van af staat. Er is namelijk een grote groep onbereikten in ons land. Ondanks de vele kerken die ons land rijk is, zijn er velen in ons land die niet of nauwelijks een kerk van binnen hebben gezien. En als dat wel is gebeurd, is dat vanwege de historische of culturele waarde van dat gebouw. De kans dat zo’n persoon een viering van een christelijke gemeente van binnen mee maakt is vrijwel nihil.

VER WEG
Waar heeft dat mee te maken? Onder andere door de manier van samenkomen en de woorden die we daarin spreken. Maar ook de mate waarin christenen die in die kerken komen in contact staan met de samenleving. Ik denk dan aan de manier van samenkomen in protestantse kerken, waar een statische liturgie wordt afgewerkt, met muziek die ver af staat van het levensgevoel van de gemiddelde niet-kerkelijke Nederlander. Met woorden die doorspekt zijn van christelijke taal en uitdrukkingen. Waar vaak het orgel nog de bovenhand voert in de muzikale omlijsting, een muziekinstrument dat in nog maar weinig niet-christelijke huizen populair is.

BINNEN- EN BUITENSTAANDERS
Maar ook de manier van samenkomen in evangelische en pinksterkerken staat ver weg van de beleving van de gemiddelde Nederlander. Veel van dergelijke gemeentes werken op eigen wijze de muziek en woordverkondiging uit, zonder daarbij na te denken over het leven, denken en gevoel van mensen die niet gelovig zijn en dat van huis uit niet geweest zijn. Over het algemeen is er weinig contact of vriendschap met mensen “van buiten”. O, ja, er zijn evangelisatieacties. Op allerlei manieren. En o, ja, daar bereiken ze een bepaald deel van de buitenstaanders mee. Maar meestal na zo’n evangelisatieactie zoeken de evangelisten de bereikten als een speld in een hooiberg tussen alle gelovigen die op zondag bijeenkomen. En als ze er een ontdekken, dan is het vreugde, want iemand van de straat is op de uitnodiging van de evangelist afgekomen om de gemeentelijke samenkomst te bezoeken.
De vraag is dan of zo iemand wordt geraakt door de manier van zingen, aanbidden en preken. De luidkeelse aanbidding in sommige gemeentes, de tongentaal, die iedereen door elkaar heen en in een soort trance uitspreekt, zal menigeen van buitenaf verbazen of zelfs verdwazen. Voor dergelijke mensen kan zo’n samenkomst vervreemdend werken. Ze worden wellicht getrokken door de warmte van de gemeente, maar of ze worden getrokken door de uitingen?

DICHTBIJ KOMEN
Er is dus een groep in ons land die maar moeilijk wordt bereikt door christelijk Nederland, of het nu protestantse -, orthodox-protestantse -, evangelische - of pinkstergemeentes zijn. Hoe bereiken we die groep? Daarvoor moeten we terug naar de zendingswetenschappen, de missiologie. Een van de belangrijke onderdelen van mensen die naar de zending gaan, is dat ze de cultuur leren kennen. En die gaan waarderen. Die cultuur moeten ze zich eigen maken. Dat alles naast het leren van de taal. En als ze die cultuur hebben leren kennen, wordt van pioniers gevraagd, om het evangelie te brengen op een manier die aansluit bij de cultuur van het desbetreffende land of de desbetreffende bevolkingsgroep. Het grote probleem van Nederland is dat we jarenlang werkten en woonden in een christelijke cultuur. Waarin het land was doorspekt met christelijke culturele uitingen, waardoor cultuur en geloof sterk met elkaar verbonden waren. De afgelopen 50 jaar is daar een kentering in gekomen. Ons land is geseculariseerd, ontkerkelijkt. Maar de christenen  in ons land zijn blijven hangen in hun eigen bubbel, in hun eigen christelijke subcultuur. Doordat het zo fijn was en is in die subcultuur, hadden deze christenen niet veel weet van de veranderingen buiten die cultuur. Ze lazen er wel over, maar hadden weinig echte contacten met mensen die dat hadden meegemaakt, dus dachten nog steeds dat ons land christelijk is.

VILLA KLARENDAL
Hoe bereik je dan de geseculariseerde Nederlanders? Door onderdeel te worden van hun cultuur. 12 jaar geleden startten wij in de Arnhemse wijk Klarendal wat nu “christelijke wijkgemeenschap Villa Klarendal” heet. We werden volledig onderdeel van de wijk. Zochten met medewijkgenoten naar wat het beste voor de wijk was. We doken onder in de cultuur van de wijk. Sprak alles ons aan? Zeker niet. Ik hoorde volksliedjes door de straat schallen. Niet echt mijn ding. Maar als ik vroeg waarom ze dat zo hard zetten en het zo keihard meezongen, was het antwoord dat de zanger precies vertolkte wat hij of zij voelde, maar met woorden niet kon uitspreken. Vanuit die culturele wetenschap zijn we toen volksliedjes gaan hervertalen met christelijke tekst. En wie er nu komt, voelt zich vanuit de wijk op zijn gemak, omdat we mensen nemen zoals ze zijn en niet van ze eisen dat ze hoog Nederlands gaan spreken.

URBAN EXPRESSION
Samen met een groep andere pioniers zijn we verbonden aan de beweging Urban Expression die al tastende en zoekende probeert om in volkswijken in ons land (de voormalige Vogelaarwijken) gemeenschappen te stichten die dichtbij mensen staan en die onderdeel uitmaken van de wijksamenleving. Groei of succes is daarbij niet het eerste waarop wordt ingezet. Er wordt ingezet op authentieke gemeentes die aansluiten bij het levensgevoel van de mensen die in die wijken wonen. Dat gaat gepaard met succesjes, maar ook vaak met falen. Met projecten die weer stoppen, nadat er behoorlijk veel tijd in is gestoken. Op alle niveaus van het leven wordt geprobeerd aansluiting te vinden bij het leven. Bij Villa Klarendal betekent dat bijvoorbeeld dat we een heel kort praatje houden van maximaal 10 minuten, die zo interactief mogelijk is en meestal ook daarna nog een creatieve verwerking kent. En een praatje moet zo verhalend mogelijk zijn, om te voorkomen dat vanwege de abstractie van het praatje, mensen na 1 minuut al afhaken en onrustig om zich heen kijken op zoek naar iets anders dat hun aandacht trekt.

SUCCES?
En: wat bij ons “werkt” of “succes” heeft, hoeft dat niet per se te werken in een andere stad of wijk. Het adagium van deze manier van werken is samen te zoeken naar wat goed is in deze wijk (wat is de behoefte en nood in deze wijk), te kijken naar wat de teamleden zelf hebben (welke talenten heeft iedereen en welke absoluut niet) en samen God te zoeken en te vragen wat Hij van het team wil. Door zo te werken is nu een team van Urban Expression elke week aan het spelen in de speeltuin, waarbij ook een verhaal uit de bijbel wordt verteld. In een ander team is een lid vrijwilliger van het reguliere jongerenwerk en organiseren anderen een maandelijkse eetclub.

DE BLOEI VAN DE STAD
In je wijk zoeken naar het welzijn van die wijk. Als een Jeremia die de Israëlieten in ballingschap oproept zich in te zetten voor de bloei van de stad, het beste voor te hebben met de wijk waarin we wonen. Dat gaat verder dan een wekelijkse, mooie, schitterende aanbiddingsdienst met mooie liederen en dito preek. Maar een intensief zoeken naar waar de wijk daadwerkelijk van tot bloei kan komen. Een gemeente wordt op die manier niet alleen een plek waar je op zondag innerlijk wordt opgebouwd, maar een plek van waaruit de rest van het leven wordt geleefd in al zijn rijke schakeringen. Een gemeente die oog heeft voor het spirituele, maar ook voor de leefbaarheid, het sociale, het financiële, het politiek-maatschappelijke, kortom: voor het hele leven van de wijk waarin men leeft en samenkomt.

MET BEIDE BENEN IN DE BUURT
Mozaïek en De Doorbrekers: ze komen in het nieuws door de grote getallen van mensen die naar de samenkomst komen. Prachtig! Ik bid dat God ze gebruikt en zegent. Maar laten we ook oog hebben voor de pioniers die ploeterend door het oerwoud van moderne steden lopen en nieuwe wegen banen op plekken waar anderen nog niet zijn gekomen. Gemeentestichting: prachtig! Een nieuwe gemeente. Ambassadeur van Christus. Die zoekt naar de bloei van de wijk waarin zij is geplaatst. In alle facetten van het leven. En voor een ieder die dit leest: zoek ook zelf hoe uw eigen wijk tot bloei kan komen doordat u erin woont en leeft. In de woorden van Umoja Nederland, “kerk met beide benen in de buurt”.


maandag 4 december 2017

Balinese ervaringen


Ja, en toen was hij even uit beeld en uitgeblogd. Vakantie van vier weken in Bali, een begrafenis van mijn schoonmoeder waar ik de uitvaartdienst bij mocht leiden. En daarna allerlei mooie projecten die ineens van de grond kwamen en waar ik mij met hart en ziel in stortte. Zonder in te storten.

Daarom maar eens wat gedachten over de afgelopen periode.



Te beginnen met Bali. Een prachtig eiland in de Indonesische archipel. Het enige eiland in Indonesië dat overwegend hindoeïstisch is. En dat merk je, ruik je, ervaar je aan den lijve.

Wie op Bali komt en oog heeft voor meer dan de stranden of de mooie natuur, ziet dat het hindoeïsme het leven in zijn greep houdt. Zodra mensen op staan is het eerste wat ze doen een offer brengen voor hun huis, winkel, bedrijf of wat dan ook voor hen van toepassing is. Een klein doosje met daarin bloemen, groenten, fruit en vooral een wierookstokje. Dat leggen ze neer op straat, in een klein tempeltje of op een andere plek die zij geschikt vinden. Een kort gebed wordt opgezegd en dan gaan ze weer met het gewone werk aan de slag. Het offer is voor de goden, maar ook voor de voorouders. Om hen goedgezind te laten zijn. Zodat het goed gaat met het bedrijf of het gezin. Op straat vind je veel verkopers van deze offertjes, die ze zelf samenstellen en waarvan ze de inhoud kopen op de lokale markt. Zodra de offertjes uitgerookt zijn, of vertrapt zijn door onoplettende toeristen, worden ze weer vervangen door nieuwe offertjes, met weer hetzelfde gebedsritueel. Zo kan het soms wel drie of vier keer per dag zijn dat de offertjes worden vervangen.

Je begrijpt dat een deel van het inkomen hieraan wordt besteed. In gesprek met lokale hindoeïstische Balinezen werd weleens verzucht dat het geloof toch wel veel van hen vroeg. Want of je nu rijk bent of arm. Er moet worden gegeven aan de offers. En dat niet alleen. Balinezen kennen heel veel hindoeïstische feesten. Daarin worden ze weer gezegend voor hun leven. Maar voor die zegeningen moeten ze wel geld neerleggen. Geld voor het eten van iedereen. Voor het onderhoud van de eigen tempel. Voor het reizen naar de eigen tempel, waar ze toch vooral bij moeten zijn.

We kwamen mensen tegen die graag een eigen huis wilden kopen. Ze woonden in een klein onderkomen met een gezamenlijke leefruimte (buiten) met een slaapruimte en een speciale ruimte voor de oudere dochter. Waarom hadden ze geen huis gekocht? Vooral omdat het geloof veel geld van ze eiste. En toen zich een mogelijkheid aandiende was de eerste vraag van familie aan hen: zul je nog wel genoeg aan het geloof en de tempel bij kunnen dragen? Waarop werd besloten toch maar geen huis te kopen, want ja, dat geloof hè....

Hindoeïsme wordt in Nederland als redelijk alternatieve levensfilosofie gezien voor het leven. Dat lijkt een logische gezien ons inkomen en ons redelijke levensniveau. Dan kun je dat er wel bij doen. Maar in Bali lijkt dit geloof veeleer een last dan een bron van blijdschap. O, zeker, wie je er ook over sprak was mateloos enthousiast over het geloof. Het betekent zoveel voor hen. Het biedt duidelijkheid en zekerheid. Maar ja, al die verplichtingen en vooral ongeschreven regels... Gingen we op reis door het eiland, was er een tempeltje aan de kant van de weg. De hindoereizigers stapten uit en lieten zich weer zegenen, met betaling en een offertje. Want zo zou de reis toch zeker gezegend worden....

Dat vonden we mooi! Het verhaal achter de façade tegenkomen. Niet de vrolijk lachende Balinees in het lekkere restaurant. Maar de Balinees in zijn eigen omgeving. Samen achterop de brommer naar de dichtstbijzijnde stad rijden en daar ervaren hoe zij zelf leefden. Opmerken met hoe weinig ze tevreden zijn. Maar ook merken dat de ongeschreven culturele regels voorschrijven dat je tenminste als werkend echtpaar twee brommers nodig hebt om je te vervoeren. Waarvoor? Voor het werk. Dat een kilometer verderop ligt. Een kilometer lopen? Nee, dat doe je niet! Dan ga je liever met de brommer, die je op aanbetaling duur aanschaft naar je werk. Want daarmee heb je een statussymbool te pakken dat voor de gemiddelde Balinees toch wel erg belangrijk is. Zonder brommer? Nee, dat kan niet! Ze keken dan ook hun ogen uit, toen wij die kilometer zomaar liepen of mountainbiketen. Rare jongens, die Nederlanders....

Verzekeringen. Een ander punt op dat eiland. Welnee, dat kan echt niet. Geen geld voor. Rij maar liever voorzichtig (op zijn Balinees, 120 kilometer p/u op een brommer, met twee, drie of vier mensen samen, kriskras langs de auto's heen). En als je dan een ongeluk hebt, dan heb je pech gehad. Geen verzekering, zelf je brommer oplappen en ook jezelf oplappen. Een verhaal hoorden we van iemand die een brommerongeluk had gehad (frontaal aangereden door een brommerrijder van 12 jaar - regels zijn er ook wat dat betreft niet...). Ze hadden een verzekering. Genoeg om geopereerd te worden en een week verpleegd te worden. Na een week was de zware hersenschudding nog niet voorbij, maar het geld van de verzekering op, dus werd hij ontslagen. Gelukkig was er een verpleegster in de omgeving die voor een redelijk bedrag de zorg op zich nam. Maar het ziekenhuis was onverbiddelijk: geen geld, geen zorg.

Tja, als je dat hoort, denk je terug aan hoe goed (of hoe slecht zo je wilt) wij het hier in Nederland hebben. Qua zorg, qua financiën, qua sociale opvang. Want hier is de armste nog in staat om zich goed in leven te houden. Er is voldoende voor een goed dak boven het hoofd, het huis goed te verwarmen (is op Bali niet nodig, eerder om het te verkoelen), de tv en radio en andere randapparatuur aan te schaffen en zelfs voor de meesten een goede internetverbinding te hebben en te houden.

Leven. Je kunt het eigenlijk niet vergelijken. Twee verschillende werelden. Mooi om het tegen te komen en het een tegen het ander af te wegen. Ik geniet dan daar van het andere. Om hier weer te genieten van wat wij gewoon vinden. En te weten dat wij het echt nog niet zo slecht getroffen hebben. Om ook weer door te geven aan anderen om ons heen. Geniet van wat je hebt en deel daarvan.  Let niet op wat je niet hebt, geniet van wat je wèl hebt!


donderdag 10 augustus 2017

Bruggenbouwer in een nieuwe tijd

De afgelopen tijd heb ik wat nagedacht over "In je bubbel zitten", eruit komen en de gedachte dat de verzuiling wellicht de ontkerkelijking in Nederland in de hand heeft gewerkt.

Ik heb geconcludeerd dat we in christelijk Nederland nog erg sterk denken in groepen. We zijn blij om samen te komen in onze kerk. Waar van alles gebeurt en waar we ons echt thuis voelen. In die kerkelijke club, de bubbel, vinden we mensen die gelijkgezind zijn, die hetzelfde geloven als wij. Waarbij we ons veilig voelen. Het is toch fijn om met gelijkgezinden om te gaan en te ervaren dat jij niet de enige bent die gelooft! Dat geeft een diep gevoel van saamhorigheid, want je kunt ervan uitgaan dat degene die naast je zit hetzelfde gelooft en denkt als jij. In de sociale wetenschap is hiervoor een woord gevonden. Het Engelse "bonding": we voelen ons verbonden met elkaar.

Toch kan die bonding gevaren met zich meebrengen. Als de groep teveel in elkaar opgaat en als er interne verplichtende regels worden gehanteerd. Dan kan een dergelijke groep je niet alleen binden, maar ook gaan beknellen. Er kunnen onuitgesproken sociale verwachtingen gelden. Het lastige daarvan is dat de meeste groepsleden dat niet door hebben. Want als je ergens in bent opgegroeid, of als je ergens al lang in verkeert, weet je niet meer beter. Dan is het toch gewoon dat de groep of de leiding van de groep regels stelt en verwachtingen uit? Het kan ervaren worden als je aan de rand van de groep bent of als je af en toe over de rand van de groep kijkt. Als je dingen zegt of activiteiten uitvoert, die niet passen binnen het denkraam van de groep.

Is bonding daarom verkeerd? O, helemaal niet. In de literatuur wordt het dan ook als heel normaal beschreven dat mensen zich ergens toe aangetrokken voelen. Hoe sterker ze zich ergens aan verbonden voelen, hoe meer ze bereid zijn om zich daarvoor te geven. Sterker nog, er is onderzoek gedaan waaruit blijkt dat een samenleving gezond is, als er voldoende bonding is. Maar wil een samenleving sterk blijven, dan moeten mensen zich niet alleen ophouden in de eigen groep, maar dan moeten er ook onderlinge relaties ontstaan met mensen van andere groepen. Bruggen worden gebouwd tussen diverse groepen die "bonding" zijn. Dit wordt "bridging" genoemd: bruggen bouwen.

Maar een samenleving waarin geen bruggen worden gebouwd is niet gezond. Daarin verkeren mensen alleen in de eigen groep en hebben geen relatie met andere groepen. In dergelijke samenlevingen is de eigen groep de norm en is de onderlinge verbondenheid in de totale samenleving heel laag.

Voor kerken is er nog een andere reden om niet alleen te "bonden", maar ook te "bridgen" (niet kaarten, hoor!): je wilt toch de boodschap waarin je gelooft, de redding door Jezus die bestemd is voor ieder mens en niet alleen voor leden van de groep. doorvertellen. En daar ontstaat het probleem. Want de groep is zozeer bekend met de eigen groep en zozeer onbekend met de rest, dat de boodschap niet meer overkomt. De manier van leven staat haaks op de groep die we willen bereiken (en we veroordelen dat ook nog). De taal is weliswaar dezelfde, maar we spreken een eigen dialect, die door de ander niet wordt begrepen. We spreken een eigen taal met eigen uitdrukkingen die vreemd, raar of onbegrijpelijk zijn voor anderen. We hebben het over het "bloed van Jezus dat reinigt van alle zonde", waarbij de hoorder het woord "Jezus" misschien alleen nog als stopwoord in de mond neemt en de oorsprong van de persoon niet meer kent. Laat staan dat hij begrijpt dat zijn bloed reinigt (het maakt toch alleen maar vies?). En de term zonde kent hij wellicht alleen als een mooi voorwerp op de grond kapot valt.

Zo gaan we van "binnen" (onze kerk met onze gewoonten en eigen taal) naar "buiten" (de boze wereld met eigenaardigheden die ons niet begrijpt en die daarom zo moeilijk te bereiken is) en zijn weer blij als we terugkeren in onze veilige binnenwereld waarin we wellicht bidden voor die buitenwereld en overgaan tot de ons bekende worship waarin we op onze eigen veilige manier weer de Here God kunnen eren.

De literatuur laat ons ook zien dat "bridging" het beste werkt tussen mensen uit groepen die allebei "bonding" zijn. Kan dit de reden zijn dat we zo moeilijk de brug kunnen leggen: we zijn zelf een sterke groep, terwijl de groep die we benaderen uit de groep is gestapt, of er zover van af staat dat het ze niets meer zegt en zelf niet een eigen nieuwe groep heeft gevonden waar zij zichzelf aan verbonden voelen? Veel mensen in onze westerse wereld binden zich niet meer zo snel en langdurig aan een groep. Contacten en relaties zijn vluchtiger geworden. Ze zijn totaal anders dan "wij", zijn van ons vervreemd (en wij van hen), waardoor een wij-zij denken in ons is ontstaan. Zij: de andere, enge groep, waar we eigenlijk niets van willen weten en die we ook niet begrijpen. En wij: de veilige groep, waar het goed toeven is en waar het fijn en vertrouwd is.

Om maar met de metafoor door te gaan. We zijn een eiland geworden in de woeste baren van deze tijd. We zien over die woeste zee wel een ander eiland liggen, maar daar weten we niets van. En het is ook anders. Dus blijven we maar liever op ons eigen eiland. Het beste om het andere eiland te bereiken is een brug te bouwen. Want dan heb je geen last meer van die zee. Maar daarvoor moet je wel weten hoe het andere eiland eruit ziet. Welke grond daar is. Zodat de brug het houdt. En je moet de bereidheid hebt om daadwerkelijk te gaan bouwen. Als je daarvoor geen reden ziet, moet je er niet aan beginnen.

Met Villa Klarendal zijn we ooit begonnen om uit te stappen. Dat ging eigenlijk organisch, omdat we in de wijk gingen wonen. Wij hadden natuurlijk ook veel over de wijk gehoord en over het algemeen niet zoveel positiefs. Niet uit de reguliere kranten en nieuwsmedia. Maar zeker niet vanuit de kerkelijke kringen, waar al diverse kerken hadden geprobeerd om relaties te leggen. Het lukte hen niet. Dus was de conclusie: "harde grond". Onmogelijk om iets op te bouwen. Niet aan beginnen.

We hebben het niet gepland om er iets te beginnen. We kregen gewoon contact met mensen. Stonden naast hen doordat we samen vrijwilligerswerk deden of doordat we hen doceerden als computerdeskundigen. Zo leerden we de Klarendallers kennen. Een hartelijke bevolking, die je eerst moet leren kennen. Waardoor waren wij in staat om op die zogenaamde harde grond wel iets te bouwen? Doordat we oprechte belangstelling in hen hadden. We zwommen als het ware over naar het eiland en vestigden ons daar. Met de gewoonten en kennis van het eiland waar we vandaan kwamen, vestigden we ons op het nieuwe eiland en begonnen het van binnenuit te leren kennen. We waren geen dagjesmensen zoals zo veel andere kerken tot dan toe hadden gedaan, die na gedane arbeid weer terug keerden naar het eigen eiland. We emigreerden naar dat nieuwe eiland en maakten ons de gebruiken, gewoonten en dialect van het "Klarendalse eiland" eigen. En vestigden zo op een organische manier een consulaat van het andere (christelijke) eiland. We veronachtzaamden niet waar we vandaan kwamen. Bleven vasthouden aan ons geloof. Maar waren in staat om het "te verpakken", "over te brengen" in een taal en een manier die door Klarendal werd begrepen en aanvaard.

Bij het bouwen van een brug moet altijd rekening gehouden moet worden met de omstandigheden. Daarmee is elke brug weer anders. Rekening houden met de omstandigheden. Die goed leren kennen en begrijpen. Dat allemaal doorrekenen. Rekening houden met de 'context". Daarom is "contextualisering" als christelijke bruggenbouwer zo belangrijk. Luister naar de omgeving en leer die kennen. Wat vinden mensen belangrijk in de nieuwe omgeving? Wat is hun geschiedenis? Hoe gaan ze met elkaar om? Als we die andere cultuur leren accepteren en waarderen, kan de brug naar de ander geslagen worden. Waardoor je van buitenstaander deel van het geheel wordt. En een nieuw "binnen" ontstaat: die van de christelijke gemeenschap die deel uitmaakt van het leven van alledag.


maandag 31 juli 2017

Wanneer is het geloof nog heel gewoon?


Afgelopen zaterdag was de eerste aflevering. Andries Knevel op zoek naar de tijd dat het geloof nog heel gewoon was. Met een lied dat riekt naar het nostalgische "Het Dorp" van Wim Sonneveld. Zoals het dorp er altijd was, was het geloof er ook altijd. Zoals het dorp veranderde, zo veranderde het geloof. Zoals het dorp van toen er niet meer was, zo was het geloof van toen er ook niet meer.

In het omroepblad van de EO Visie las ik een kort gesprek met Andries Knevel over dit programma "Toen was het geloof nog heel gewoon". Aan het begin van de EO, in 1967, was het geloof nog heel gewoon en gingen hele volksstammen nog naar de kerk. De nostalgie spat van het artikel, en van het programma, af. Het gevoel dat het geloof van vroeger er niet meer is, dat mensenmassa's de kerk hebben verlaten. Dat kerken zijn doorverkocht naar hopelijk eerbare opvolgers, maar soms ook aan onheilige kinderparadijzen.

Een opmerking van Knevel in het omroepblad vind ik opmerkelijk: "Misschien moeten we samenklonteren om te overleven...". In een artikel over de Biblebelt in De Gelderlander lees ik dat veel Reformatorische christenen verdwijnen uit de steden in de Randstad om zich veilig te vestigen op de Biblebelt. Want daar kun je nog van harte christen zijn.

De ontzuiling en de daaropvolgende ontkerkelijking. De welvaart die de noodzaak van kerken heeft verkleind. Wat deden de orthodoxe kerken en evangelische gemeentes als reactie daarop? Ze startten gewoon een nieuwe zuil. Dachten daarmee de ontkerkelijking te kunnen tegengaan. Die zuilen lijken nu ook af te brokkelen en eenzelfde verandering lijkt in die kringen op te treden: mensen verlaten de kerk of gemeente om niet meer terug te keren.

Samenklontering... Wat doet dat met zout? Niet veel goeds vrees ik. Het gaat aan elkaar plakken en heeft een tegengestelde werking. Het zorgt ervoor dat het vies wordt en niet meer gebruikt kan worden. Waarom dan toch daarvoor kiezen? Wellicht uit angst voor het onbekende. Want wat je niet kent, is bedreigend. Als je een kleine minderheid in een grote seculiere meerderheid bent, komen vragen op je af over de zin van je geloof en wat het daar nog allemaal waard is. Maar wat is het geloof nog waard, als het niets meer betekent op de plaatsen waar het nog weinig wordt verkondigd?

Kan het zijn dat juist de verzuiling uiteindelijk de ontkerkelijking heeft veroorzaakt? Binnen de zuil leven is prettig en veilig. Maar het leert je niet om als gelovige midden in het leven te staan. Om te geloven in een wereld waarin de meerderheid niet gelooft, het niets interesseert en zich van God noch gebod iets aantrekt. Kom je buiten de zuil, dan merk je hoe veilig je altijd hebt gelooft en geleefd. En voor velen is de stap uit het geloof makkelijker, omdat het geloof voor hen niets meer betekent in die ongelovige wereld, die net zo gelukkig leeft als jijzelf.

Wij hebben zelf geleerd hoe het ook heel anders kan. Een geloof behouden te midden van een wereld die zich daar niets van aantrekt. Geloof dat niet gebonden is aan een plek, maar dat zich verbindt aan mensen en Degene die er aan de basis staat. Een geloof dat zich verbindt aan de wereld rondom, zonder dat de kern verloren gaat. Toen ik eens geïnterviewd werd door een studente die zelf niet meer naar de kerk ging en vertelde hoe we leefden en werkten, hoe Villa Klarendal zich wil verbinden aan de wijk en het leven van alledag, zei ze spontaan dat ze graag zo'n kerk dichtbij had. Want dan had ze het wel geweten. Dan had ze zich weer aangesloten aan zo'n kerk.

Geloof dat zich compromisloos aansluit bij het leven van mensen. Daar is blijkbaar veel behoefte aan. Dat merken we ook in onze wijk. Mensen blijven toch wekelijks komen en voelen zich verbonden. Door wekelijks te komen, is een spontane gemeenschap ontstaan. Die geen pretenties heeft. Die heel gewoon is. Ook al weten we en beseffen we dat het geloof toen maar ook nu helemaal niet zo gewoon is. De kerk op de heuvel, ver weg van het gepeupel. Of de kerk midden in de wijk, niet herkenbaar door het gebouw, maar door de mensen die zich daaraan verbinden/