dinsdag 6 januari 2009

Empowerment: de praktijk tot nu toe

Vanuit de theorie die ik de vorige posts heb beschreven naar de praktijk van alledag. Ik verlang in ons werk mensen dusdanig te bekrachtigen dat zij zelf hun leven kunnen oppakken. Van daaruit kunnen ze ook gezamenlijk leren om iets voor hun eigen omgeving te betekenen.

Wij hebben tot nu toe geen bewuste strategie daarvoor opgezet, maar mensen "organisch" ondersteund zonder dat we er erg in hadden. Door hun reacties begon me iets te dagen en werd ik mij bewust van het belang van "empowerment".

Een buurvrouw vertelde dat haar leven bestond uit werken-boodschappen doen-thuis zijn. Op straat sprak ze niemand aan. Als we haar tegenkwamen, keek ze alleen maar naar de grond. Ze durfde niemand aan te spreken. Na verloop van tijd begonnen we op straat met haar te praten. Eerst over hoe het met haar ging. Later steeds meer over persoonlijke dingen. Toen we uiteindelijk Villa Klarendal startte, was ze een van de eersten die voor aan de rij stond om mee te doen. Nu is ze bijna niet meer thuis, omdat ze zoveel wil doen voor de omgeving. Wat is het veranderend motief geweest waardoor ze kracht heeft gekregen? Doordat wij haar als mens behandelden, kreeg zij haar eigenwaarde weer terug. Doordat wij haar serieus namen en met haar meedachten, kreeg ze kracht om zelf plannen te gaan bedenken.

Een vrouw op de computerles had een vraag. Voorafgaan aan die vraag zei ze "het zal wel dom zijn, maar ik heb een vraag". Dat ritueel herhaalde zich in een les nog een aantal keren. Totdat we haar vertelden dat wat ons betreft geen vraag te dom is. Dat sowieso niemand dom is. Dat de een goed is in het een en de ander in iets anders. Dat de computer te vergelijken is met een auto of een naaimachine: een instrument waarin je vaardigheid moet krijgen. De een kent het in tien lessen, de ander is nog bang na veertig lessen. De week erna kwam ze vrolijk bij de les en stelde vragen tot en met. Ze vertelde dat ze tegen haar man en kinderen had gezegd dat ze hier helemaal zichzelf mocht zijn. Dat ze geen domme vrouw of moeder was.

Een vrouw is van westers-allochtone afkomst. Ze woont al vijftien jaar in ons land. Ze had een probleem met de school van haar zoon en kwam niet meer uit de ingewikkeldheid binnen het onderwijssysteem. Toen haar zoon al bijna drie maanden niet op school was geweest, vroeg ze ons om hulp. Aangezien wij zelf ervaring hadden met speciaal onderwijs, hebben wij haar bemoedigd te zoeken naar een goede speciale school en raadden de school aan waar onze dochter op zat. Ik heb haar adressen en telefoonnummers gegeven en geadviseerd hoe ze het zou kunnen aanpakken. Maar haar wel aangeraden het zelf te doen. De zoon werd binnen twee weken aangenomen op de school. Aan het einde van de proefperiode was ze bang dat haar zoon weer van school af moest en vroeg me mee te gaan naar het gesprek, ter ondersteuning. De donkere wolken die ze voor zich zag verdwenen als sneeuw voor de zon. De school had zich met alle kracht ingespannen om de zoon op school te houden. We kregen een kerstkaartje waarin ze ons bedankte en aangaf hoeveel steun ze aan ons had gehad. De steun was belangrijk. De belangrijkste stappen zette ze zelf.

Een vrouw was een come-and-go klant bij onze voedselbank. Ze kwam, haalde haar pakket en rende weer weg. Duidelijk beschaamd voor de noodzaak deel te nemen aan een dergelijke bank. Op een dag waren er teveel dingen in haar leven gebeurd. Ze moest haar ei kwijt. Ze praatte honderduit over wat ze had meegemaakt. Ik mocht een luisterend oor zijn voor haar. Daarna bleef ze af en toe praten en vertelde over haar leven. Af en toe mocht ik haar iets adviseren. Ze deed op het wijkcentrum een cursus "leven met weinig geld". Na verloop van tijd deed ze een prachtige uitspraak: "bij jullie voel ik me geen nummer". Die mensgerichtheid van ons gaf haar moed om haar leven weer op te pakken. Het is inmiddels al een jaar geleden dat ze voor het laatst haar pakket heeft opgehaald. Haar leven staat weer in de steigers.

Voorbeelden waarin we mensen mochten helpen om zelf weer op te staan en hun leven op te pakken. Voor veel christenen is dit wezensvreemd. Voor hen is het leven zonder God waardeloos en een niet-christen zal met zijn zonde niet in staat zijn tot enig goed. Laat staan zijn leven weer te kunnen oppakken. De bovenstaande voorbeelden geven aan dat wij als christenen zowel medegelovigen als anders-gelovigen een steun en hand kunnen zijn. Niet met als doel om hen van ons afhankelijk te maken, maar juist om ze te helpen hun leven zelfstandig te leren oppakken.

De negatieve kant van het leven bestaat zeker. Mensen lopen tegen instanties op. Zijn verwond door het leven. Zien geen uitweg meer. De vraag is of de juiste houding hierop degene is die lange tijd heeft geheerst: pamperen, er lief mee om te gaan, ervoor te zorgen. Dan zijn we als ouders die omgaan met hun babies. De mensen die we tegenkomen zijn echter geen babies meer. Die hebben al een leven opgebouwd. Veel mensen om hen heen en veel instanties zijn gewend te bemoederen, zich met alles te bemoeien en als een bemoeizuchtige moeder alles uit handen te nemen zodat het goed met het kind gaat. Uit ervaring weet ik hoe moeilijk het is van de bemoeizuchtige (lief bedoelde) zorg en een eigen weg in te slaan. Door teveel te bemoederen ontnemen we mensen hun waardigheid. Van bemoeizucht naar ondersteuning. Het kind moet snel uit de luiers, moet leren lopen, moet de samenleving leren kennen, moet daarin kunnen leven, moet eigenstandig beslissingen kunnen nemen (ook de foute!) en moet leren als een zelfstandige volwassene door het leven te gaan.

Die groei van kind naar volwassenheid, moet de normale manier van doen worden in hulpverlening en welzijnsland. Weg met de pampers. Ondersteun ze met zelfstandige beslissingen en help ze de consequenties te zien van hun daden. Heb ze lief als een ouder, maar wel als een ouder die zijn kindje kan loslaten en ruimte kan geven om een eigen leven op te bouwen.

Geen opmerkingen: