Het is er weer tijd voor...
Vandaag in de krant van het hoge noorden.
Ik werd dit weekend getroffen door een krantenkop in het Nederlands Dagblad. ‘Eenzaamheid in kerk komt hard aan’. Diaconaal consulent Dirk-Albert Prins van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) wordt geciteerd tijdens een afgelopen vrijdag gehouden afscheidssymposium. Volgens de scheidende consulent is in kerkdiensten de ontmoeting met God te strak geregisseerd, terwijl de ontmoeting tussen mensen te weinig wordt georganiseerd.
Het krantenbericht slaat volgens mij de pijnlijke spijker op de kerkelijke kop. Twee weken geleden was ik in mijn eigen pinkstergemeente en afgelopen zondag was ik in een kerkdienst van een gereformeerde gezindte. De stijl is anders, maar de organisatie is vergelijkbaar. Iedereen zit in rijtjes achter elkaar. Gericht op een podium waarop alles gebeurt. De dominee of voorganger, de zang(aanbiddings)leider als extra persoon. Het orgel, de piano of de band. Het samen zingen geeft een zeker gevoel van saamhorigheid. Maar in beide gevallen zit ik op een stoel tussen anderen in. Als ik een vreemde was, zou ik niet weten wie er naast mij zit. De gereformeerde dienst is tot in de puntjes geregeld. Die van de pinkstergemeente ook. En ik weet dat daar zelfs de vrijheid georkestreerd is. In beide gevallen ga ik op in de massa en word anoniem binnen een groter geheel. Dat kan het gevoel van eenzaamheid versterken.
De sterke gerichtheid op het podium heeft onder andere te maken met ons, vaak onbewuste, verlangen om de diensten attractief te maken. Dat mensen wat er gebeurt als mooi ervaren. Een behoorlijk deel van de begroting van kerken en gemeenten gaat op aan de versterking van de attractie. Het podium moet mooi bekleed worden, de versterking moet prachtig klinken, de muziekinstrumenten moeten fraai in het gehoor liggen, de band moet goed op elkaar ingespeeld zijn, de bloemen moeten mooi geschikt zijn, de muurbekleding moet het gevoel geven dat men welkom is.
In die attractie van de kerkdiensten is de kerk onbewust aan het concurreren met andere delen van onze samenleving. Wat is een kerkdienst anders dan een theater waar mensen binnen komen en meekijken naar wat er op het podium wordt gespeeld? Goed, er is iets meer interactiviteit in de kerk. Maar als een spreker een vraag stelt aan de zaal, zal de zaal reageren als een theaterpubliek. Het wordt stil en iedereen kijkt elkaar aan: ‘Heeft-ie het nou tegen ons?’ De kerk legt het qua attractie af tegen het echte theater, omdat veel dingen die in de kerk gebeuren goed bedoeld, maar amateuristisch zijn. En het materieel is over het algemeen niet zo gemakkelijk als in een theater.
Waar ontmoette Jezus zijn mensen? Niet in grote gebouwen of in rijtjes stoelen achter elkaar. Hij kwam ze op straat tegen, nodigde zichzelf uit om bij hen te eten. Veel gemeenschapsaspecten vonden plaats in de huiselijke sfeer. Spontane momenten waarin hij mensen ontmoette en waarin hij met zijn discipelen tot een dieper gesprek kwam. Maaltijden organiseren lijkt daarom het nieuwe modewoord. Dat doen wijzelf ook in ons project. Maar ook daar kan organisatie de bovenhand krijgen boven gemeenschap. Als de organisatie van die maaltijd gaat lijken op die van een restaurant met obers, die al klaar staan om af te ruimen als ik mijn laatste hap naar binnen werk, is de gemeenschap ver te zoeken.
Daadwerkelijke belangstelling is volgens mij de crux. Echt geïnteresseerd zijn in de ander. Mijn eigen gedachten en interesses opzij zetten voor hem of haar. Ruimte geven aan de ander om er te mogen zijn. Te laten merken dat de ander bij ons welkom is.
Daarmee geef ik geen oplossing voor de vorm. Wel voor de inhoud. Want waar organisatie ondergeschikt wordt aan relatie, zullen mensen zich op hun plek voelen en weten dat zij daar thuis mogen zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten