Vandaag waren we voor het eerst sinds drie maanden weer eens terug bij de kerk waar we jaren bij betrokken zijn geweest. Leuk om er weer even terug te zijn. Mensen reageren er altijd positief op als we er weer zijn. Dan kunnen we weer eens uitwisselen wat er bij ons gebeurt, maar ook om te horen hoe het met gemeenteleden gaat.
Vandaag was er ook een zendelinge die al een halfjaar niet in de gemeente was geweest. Zij werd gevraagd naar voren te komen om iets te vertellen over haar belevenissen in het land waar ze woont. Wat ze vertelde was ronduit bemoedigend. Mensen die gelovig worden, hun leven aan Jezus geven, ongeacht hun leeftijd.
Het feit dat die zendelinge naar voren werd gevraagd, gaf me wel wat vraagtekens. Want wanneer ben je nu een "zendeling"? Is dat pas het geval als je ver over de landgrenzen bent verhuisd naar een andere cultuur? Wat deze zendelinge meemaakte was geweldig, maar eigenlijk niet eens zoveel anders dan wat wij regelmatig meemaken. In de tijd dat we nu in Klarendal werken, zijn we, uitgezonderd tijdens spreekbeurten, nooit naar voren gevraagd om te vertellen hoe het met het zendingsveld dicht bij de deur gaat.
Och, hij is ook gewoon werkzaam in de samenleving. En in zijn vrije tijd doet hij het een en ander in zijn wijk. Dat is het gevoel dat ik daarvan krijg. Ik denk niet dat dit een juiste constatering is. Natuurlijk zijn er mensen die erg met ons meeleven. En weten dat het werk dat we in vrije tijd doen, van groot belang is. Waarom wordt dan toch de ene zendelinge wel naar voren gevraagd, en de andere nooit?
Ik denk dat dit ook te maken heeft met een onderwaardering van missionair werk in Nederland. Zolang je in eigen land blijft, blijf je deel uitmaken van de eigen cultuur en is het verhaal niet zo interessant. In feite kan iedereen het doen. Alleen... bijna niemand doet het. En als je het wel doet, is het alleen maar leuk dat jij het doet. Ik kan me nog goed de frustratie van werkers onder moslims in Nederland herinneren die met moeite hun hoofd boven water konden houden. Zendelingen in andere moslimlanden werden financieel ondersteund. Konden rustig hun werk doen. Voor de werkers in eigen land was geen geld.
Dit soort houdingen bevreemden mij. Want wat naast de deur gebeurt is net zozeer zendingswerk als ver weg. En ook al heb je een fulltime job in de samenleving, dat deed Paulus toch ook? Die was "tentenmaker" en in vrije tijd verkondigde hij de blijde boodschap. "Tentenmakers" zijn er niet meer in de letterlijke zin van het woord. In figuurlijke zin zij ze er zeker nog wel: mensen die uitgezonden worden, in hun eigen onderhoud voorzien en daarnaast in vrije tijd uitreiken naar de mensen in hun buurt. Dus mag ik me met een gerust hart een "tentenmaker" noemen. Mijn eigen werk bekijkend ben ik een "stukkenmaker" (nee, geen stuk-maker...).
Ach wat zegt het woord en de houding van anderen. Ik weet dat ik dingen doe die kloppen met wat God wil. Daarom kan ik rust en vrede ervaren met wat ik doe. Maar af en toe moeten bepaalde dingen me toch van het hart. In de hoop dat de lezer deze klaagzang op zijn juiste merites beschouwt.
1 opmerking:
Ik herken me erg in je verhaal. Het is inderdaad zo dat mensen zending vooral in het buitenland zien, terwijl het ook zóóó hard nodig is in Nederland. Nederland is natuurlijk ook heel christelijk geweest, misschien doen sommigen er wat langer over om te beseffen dat dit niet meer zo is.
Een reactie posten