Een van de zaken die in mijn geest is blijven hangen naar aanleiding van de gemeentestichtersdag van afgelopen zaterdag, is het probleem van gemeentestichters in achterstandswijken om mensen op te leiden tot leiderschap.
Van meet af aan ben ik de mening toegedaan, dat mensen die bij ons komen niet "gepamperd" moeten worden, maar na verloop van tijd een duwtje in de rug nodig hebben om uit hun luie zitzak op te staan. Eind vorig seizoen hielden we daarom een speciale bijeenkomst met enkele vaste bezoekers. We vroegen ze na te denken over wat ze zoal hadden geleerd. En tegelijkertijd daagden we ze uit om in actie te komen, omdat we zagen dat ze veel meer potentie hebben dan zijzelf voor mogelijk hielden.
Enkelen hebben zich dat aangetrokken, geloof ik. Als we nu menskracht tekort komen en van tevoren vragen om mee te helpen met de brunch voor te bereiden, zijn zij bereidwillig om daaraan gehoor te geven.
Daarmee zijn ze nog niet van me af. Ik zei zaterdagavond, tijdens het ophalen van het niet-verkochte brood, maar eens tussen neus en lippen door dat ik graag eens met hen een zondags praatje wilde voorbereiden. Verbazing alom op hun gezichten. "Dat kan jij toch veel beter..." zei een van hen. Jawel, maar ik heb ook iemand gehad die mij voor het blok zette en mij positief wist te stimuleren.
Zondag vertelde ik enkele vaste bezoekers dat wij deze week in de stad een gebedsweek houden en of zij niet daaraan wilden meedoen. Enthousiasme was het antwoord op mijn vraag. Zij wilden wel. Het werd vanavond nog versterkt, doordat mijn vrouw Aneta nog niet helemaal is opgeknapt waardoor de vaste computeravond van een andere bezoekster uitviel. Ik moest haar daar toch over bellen en zei even tussendoor dat ik wel een goed alternatief had voor de computeravond.
Vanavond zaten ze in de zaal. Gedrieën. Nog nooit zo'n gebedsavond meegemaakt. Ze vonden het prachtig en werden uitgedaagd om ook zelf op zo'n nieuwe manier te praten met onze (en hun) Heer.
Dit zijn wat voorbeeldjes van hoe ik op mijn gebrekkige manier probeer de mensen die wij mogen bedienen te stimuleren verder te gaan.
Je kunt op twee manieren omgaan met plantjes. Je kunt ervan genieten, ze water geven, ze mooi voor het raam zetten, vol in de zon (als ze dat aankunnen) en af en toe vieze blaadjes weghalen. Die plantjes blijven leven, maar hebben het gevaar in zich dat ze zo lief, maar ook zo klein blijven. Je kunt ze ook verpotten. Af en toe stoppen in een grotere pot, met verse aarde. Waardoor ze weer de kans krijgen om verder door te groeien. Dat is niet leuk voor het plantje. Want het oude vertrouwde potje maakt plaats voor iets anders. Maar het van oorsprong rotte plantje zal verder doorgroeien door een combinatie van goede verzorging en de ruimte die wordt gegeven voor eigen groei.
Een deel van de groei ligt bij die plantjes zelf. Maar misschien gaan sommige klein gebleven plantjes dood, omdat ze niet meer verder kunnen groeien en ze niet in staat zijn zelf van pot te veranderen. Doordat de verzorger teveel gericht is op de verzorging van die lieve, kleine, breekbare plantjes.
Zijn wij planters die alleen bezig zijn met het in de goede pot plaatsen van de plantjes en die te verzorgen? Of kijken we verder naar mogelijkheden om onze plantjes de ruime te bieden zover te groeien, dat ze stevige bomen worden die ook weer zelf vruchten gaan voortbrengen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten