zaterdag 6 december 2008

Gezondenen

Twee mensen in een kerkdienst. Iedereen is blij ze weer te zien. De een is gezonden om ver weg te gaan om daar missionair werk te doen. De ander is gezonden om een paar straten verder in de aangrenzende wijk missionair werk te doen.

De een komt een keer in de drie jaar om gedurende een halfjaar weer eens thuis te zijn in het land van herkomst.
De ander is thuis in het land en komt een keer in de vier weken in de kerk om weer even de contacten te verversen en om geestelijk opgebouwd te worden.

De een heeft eerst twee jaar nodig gehad om de taal en cultuur van het land waar hij heen was gezonden te leren kennen. Toen hij na die tijd die taal enigszins sprak en de cultuur een beetje begon aan te voelen, kon hij beginnen aan zijn daadwerkelijke werk. Om na een jaar weer te moeten terugkeren naar het land van herkomst voor het driejaarlijkse verlof.
De ander werkt in de samenleving en woont al ettelijke jaren in de wijk waarheen hij gezonden is. In zijn vrije tijd heeft hij de mensen en de cultuur van de wijk leren kennen en waarderen. Er is geen taalbarrière, alhoewel hij wel merkt dat hij bepaalde woorden die een geschoolde achtergrond verraden beter achterwege kan laten, getuige de gefronste wenkbrauwen na het uitspreken ervan.

De een wordt ondersteund vanuit de kerk en heeft een thuisfrontcommissie die alle zaken op gebied van financiën en gebed voor hem regelt. De kerk bidt ook regelmatig voor hem tijdens de kerkdiensten, vooral wanneer er een speciale zendingsdienst is.
De ander heeft in het begin ongebrip moeten overwinnen van gemeenteleden en de leiding van de gemeente, die niet begrepen waarom hij niet meer zou deelnemen aan de activiteiten van de gemeente, omdat hij zich volledig wilde wijden aan het werk in de wijk. Met enige aarzeling heeft men toegestaan hem en zijn gezin uit te zenden naar de wijk, waarbij wel nadrukkelijk werd verklaard dat het "niet de visie van de gemeente was" en dat de gemeente hem daarom niet zou ondersteunen. Ze respecteerden zijn keuze. Bevriende gemeenteleden in de thuiskerk spreken af en toe hun verbazing bij hem uit over hoe weinig er wordt gebeden voor hem en zijn gezin.

De een zit voor het eerst in die drie jaar in de kerkdienst en wordt met zorg en vreugde omringd door de gemeenteleden die hem hebben gemist. Ze zijn blij hem weer te zien. Ze hebben zijn nieuwsbrieven gelezen en zijn nu benieuwd naar zijn persoonlijke verhalen. Hij wordt vanaf de kansel verwelkomd en wordt gevraagd op het podium te vertellen hoe de Heer hem gezegend heeft.
De ander zit er ook bij en mag meeluisteren. Anderen spreken hem aan om te vertellen hoe geweldig zij het vinden dat de ander zo ver weg gaat om daar iets van Gods boodschap te mogen vertellen. Hij beaamt het belang ervan. Hij wordt niet op het podium gevraagd of omringd door verwarmde contacten om hem heen.

De een gaat weer terug na een halfjaar om weer door te ploeteren met de taal en het werk wat toch wel zwaar is als je maar de helft ervan verstaat. Zeker, er komen mensen tot het geloof. Er gebeuren geweldige dingen. Maar de vraag blijft bij hem knagen of hij echt aansluiting heeft gevonden bij de bevolking waar hij naar toe is gestuurd. Hij denkt terug aan de warme contacten en belangstelling van gemeenteleden in zijn thuisland. Die een bepaalde verwachting van hem hebben over hoe fijn en geweldig het is om daar in het verre land het geloof te mogen verkondigen. Hij heeft een hekel aan dat voetstuk en merkt hoezeer het werk hem tegenvalt en niet voldoet aan de romantische verwachtingen die hij ervan had.
Ook de ander ploetert door. Hij wordt maar weinig gebeld door de gemeenteleden. O, zeker, als ze in de kerk zijn, is iedereen zeer belangstellend, voor het moment. En iedereen die hij spreekt wil toch graag eens bij hem langskomen. Maar in het drukke bestaan komt het er gewoon niet van. De relaties in de wijk verstevigen en er ontstaat langzamerhand een wijkkerk waarin mensen uit de wijk warmte en genegenheid vinden. Ook bij hem knaagt het, maar dan meer over het gebrek aan ondersteuning, waardoor hij een gewone fulltimebaan heeft en het andere wijkwerk ernaast moet doen. De mensen willen graag dat hij langskomt. Maar ja, een week van een fulltime werker heeft maar vijf avonden en die zijn al snel gevuld met activiteiten en de noodzakelijke vergaderingen.

Twee mensen. Beiden zijn gezonden. Naar ver weg en naar dichtbij. Daardoor ontstaan verschillende beelden. Bij de een het romantische beeld van ver weg gaan. Bij de ander het beeld van werk doen naast het eigen werk. Ze worden allebei bekeken door anderen. Bij de een als een geweldig werker die grote dingen doet. Bij de ander als een van de velen die in het land werk voor God doet. De een heeft financiële ruimte om het werk te doen, maar mist de aansluiting bij de taal en cultuur om effectief te kunnen werken. De heeft wel voldoende aansluiting bij taal en cultuur en is daarom effectief in het werk, maar mist juist weer die financiële ruimte om daar goed handen en voeten aan te geven.

Twee vormen van eenzaamheid die zo zeer verschillend zijn, maar ook weer raakvlakken hebben. Want beiden ervaren hoe het is om gezonden te zijn. En beiden begrijpen waarom Jezus zegt dat de velden wit zijn om te oogsten, maar dat er zo weinig arbeiders zijn. En degenen die er wel zijn hebben geen tijd om het te doen, omdat ze of hun tijd aan taal of cultuur moeten besteden, of fulltime in de maatschappij moeten werken om brood op de plank te kunnen hebben.

Geen opmerkingen: