Mijn tweede column is vandaag in Friesch Dagblad gepubliceerd onder de titel "Gezonden". Hieronder de tekst.
‘Wat voor werk doe je?’ Dit is een van de standaardvragen die we in Nederland stellen als we iemand willen leren kennen. Over het algemeen is zo’n vraag goed te beantwoorden. Want wij weten wel welk werk we doen.
Lastiger wordt het als je zoals ik full time werk doet in de maatschappij en daarnaast in je vrije tijd bezig bent in de wijk waar ik woon. Hoe benoem je dat dan? Voor de een ben ik een vrijwilliger die zich naast zijn werk zinvol inzet. Voor de ander ben ik de leek, die, weliswaar afgestudeerd, niet-betaald geestelijk werk doet.
Een tijd geleden had ik een leuk gesprekje tijdens het zendingscongres op de Opwekkingsconferentie. Iemand sprak me aan en vroeg me of ik iets met zending heb. Ik dacht even een paar seconden na en kreeg een brainwave, die ik ook gelijk als antwoord gaf. ‘Jazeker, ik ben zendeling in Nederland, een tentenmaker’. Voor de terminologie van zendingswerkers zeer begrijpelijk. Wie naar de zending gaat, kan dat op twee manieren doen. De een gaat en doet zijn zendingswerk full time. De ander gaat als werker in de samenleving waar hij naar toe wordt gestuurd en doet in vrije tijd het geestelijke werk. De laatste wordt een ‘tentenmaker’ genoemd, een uitdrukking die verwijst naar de apostel Paulus die om in zijn levensonderhoud te voorzien tenten maakte.
De reactie van degene met wie ik sprak, was interessant. Eerst fronste zij haar wenkbrauwen en begreep niet helemaal wat ik bedoelde. Enkele seconden later kreeg ze het door. Nederland is een zendingsland geworden, waarin het gros van de inwoners weinig weet meer heeft van het Evangelie. Dan zijn daar ook weer zendelingen nodig die het Evangelie op een manier brengen die begrijpelijk is voor de gewone man.
Aan de andere kant is het de vraag of dat nu echt wel nodig is. Ondanks dat ons land een echt zendingsland is geworden, wonen er nog duizenden christenen die het Evangelie wel kennen en in staat zouden moeten zijn om hun buren, vrienden, kennissen en collega’s te vertellen van het Evangelie. Daar hebben we een probleem te pakken waar veel christenen toch mee kampen. Ze voelen zich onprettig bij de gedachte dat ze ineens het geloof moeten verkondigen.
Dat heeft wellicht te maken met de onnatuurlijke scheiding die we ook in Nederland hebben gemaakt tussen ‘geestelijken’ en ‘leken’. Als we over kennis van de bijbel spreken, kijken we al snel naar de pastoor, de dominee, de voorganger of welke titel we dan ook geven aan de gestudeerde klasse die ons inlicht over hoe we vanuit de bijbel moeten leven.
Naast deze geestelijken is er nog een groep die ‘full time christelijk werk’ doet, veelal onder de vlag van een christelijke organisatie. Zij zijn afgescheiden van de rest van de christenen en het lijkt alsof dit werk zoveel mooier is dan alle andere werk.
In Engeland is onlangs een button uitgebracht met daarop de tekst I am a FTCW: ik ben een full time christelijk werker. Gedachte daarachter is dat we een omslag in ons denken als christenen moeten krijgen. Elke christen is een voltijds christelijk werker. Waar je ook bent, wat je ook doet, overal ben je door God geroepen om licht in deze wereld te zijn.
Juist door dicht bij mensen te staan, kunnen christenen het verschil maken. Als we een levenshouding hebben die tegenovergesteld is aan de graaicultuur die de laatste tijd zo in het nieuws is. Als we ons niet druk maken om onze materiële bezittingen, maar daadwerkelijke interesse tonen in de mensen die we tegenkomen. Dat kleine lichtje in dat kleine hoekje heeft geen opdracht om in dat kleine hoekje te blijven zitten, maar om zijn vuurtje in de eigen omgeving op te lichten, zodat het anderen aansteekt om het Licht van de wereld weer terug in ons land te brengen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten