Een paar weken geleden had ik weer een trieste ervaring van hoever de kerken afstaan van onze samenleving. De kerk waar ik vandaan kom, een locale pinkstergemeente in Arnhem, hield een braderie. Het leek hen leuk en zinvol eigen spullen te verkopen en de opbrengst daarvan aan de gemeente te schenken.
Ik fluisterde de organisator, op een ochtend dat ik ik de gemeente was, in het oor dat zij wellicht de braderie breder bekend zou kunnen maken in de wijk waar de kerk in gehuisvest is. Dat vond ze een prachtig idee. Er werden foldertjes gemaakt en die werden huis-aan-huis verspreid.
Er zijn helaas slechts enkele wijkgenoten gekomen. De reden is voor niemand bekend. De vraag was echter of de gebruikte methode met alle post- en reclamemateriaal wel zo geschikt was. Ik had haar gezegd posters op te hangen in de winkels. Dat werd ook gedaan door de organisator van een straatrommelmarkt. Onze organisator probeerde het alleen bij de grote supermarkten. Waar zij werd geweigerd.
Deze situatie deed mij pijn. Ik merk hoe ver de meeste kerken en gemeenten afstaan van de samenleving en de mensen die hen van dichtbij in de straat meemaken. Voor de meeste wijkbewoners zijn kerkgangers, steeds vaker komend met de auto, alleen maar overlastgevend. Ze zien de kerk alleen als ze uit de auto stappen en snel over straat richting kerk gaan. De kerk, dat is een gesloten gemeenschap, waar alleen maar hoge drempels zijn waar je overheen moet stappen om er binnen te komen.
Dat is voor mij de reden geweest te experimenteren met hoe ik als christen, deel van de grote kerkgemeenschap, onderdeel van de wijkgemeenschap kan zijn. Als de mensen niet meer naar de kerk komen, moet de kerk maar naar de mensen gaan. Toen we langzamerhand wat meer voor onze wijk gingen doen, was dat met een open mind en een open blik naar de mensen en de wijk toe. We wilden geen dubbele agenda hebben waardoor mensen het gevoel zouden hebben dat we activiteiten deden om uiteindelijk mensen te bekeren.
Dichtbij mensen staan en hun noden zien en erkennen, daar begint het mee. We wilden mensen de kans geven om aan ons te wennen. Dat deden we door veel met hen te praten over de dingen die ze meemaken. Dan leer je langzaam maar zeker zo'n wijk wel kennen. Juist mensen die al hun hele leven in de wijk wonen, zijn daar de geschikte mensen voor. Door met enkele van deze buurtgenoten op te trekken, begon onze kennis over de wijk te groeien.
De activiteiten die we deden, verrichtten we als vrijwilligers onder de vlag van een reguliere wijkorganisatie. Er was toen best wel veel onenigheid tussen ons werk en het werk in het wijkcentrum. Wij trokken ons niets aan van die onenigheid en legden contacten met de werkers die we wekelijks tegenkwamen. Daardoor leerden we voor een deel ook de professionals in het wijkcentrum kennen en waarderen. Ik heb daardoor gemerkt hoe goed het is om zoveel mogelijk samen te werken. Door samen voor hetzelfde te staan, werden we deel van het geheel. Deel worden van die organisatie, gaf een gevoel van saamhorigheid. We kwamen niet van buitenaf om "maar even te helpen". Nee, we maakten er deel van uit, wat vertrouwen wekte.
In gesprekken kwam ook af en toe ons geloof naar voren. Doordat we al veel hadden gedaan, was het voor de wijkbewoners niet vreemd om dat te horen. Ze linkten dat daaraan en we merkten dat mensen daardoor meer open stonden voor wat we zeiden. Wij waren al een tijd bereid om ons zonder woorden voor de wijk in te zetten. Mensen die dat met zo'n harde werkers mentaliteit doen, daar wil je wel eens naar luisteren.
Voor veel christenen is een dergelijke vorm van werken wezensvreemd. Wij zijn immers de kerk en wij hebben de waarheid in pacht. Mensen om ons heen moeten op zoek zijn naar de waarheid en zullen getrokken moeten worden naar het gebouw van de kerk toe. We organiseren activiteiten van binnenuit naar buiten, waar we eerst beginnen met bidden, vervolgens gaan we erop uit, nodigen mensen uit om naar ons toe te komen en gaan vervolgens weer terug in de hoop dat mensen onze uitnodiging aannemen om bij ons binnen te komen. Deze methode wordt ook wel inside-out genoemd, een verwijzing van wat we doen: we gaan van binnen naar buiten.
Ons werk in de wijk gaat van het omgekeerde uit. Wij staan "buiten", we begeven ons onder de mensen. Daar ligt ons werkterrein en daar is ook ons thuis. Daar willen wij ook vertrouwd mee raken, zodat de dingen die mensen meemaken ook gelijk zijn aan wat wij meemaken en omgekeerd. Doordat we zo vertrouwd met elkaar zijn is het verschil tussen "binnen" en "buiten" niet zo groot meer. Wijzelf, als ambassadeurs van Christus, zijn immers vetrouwd met de mensen met wie we omgaan. Als er dan mensen zijn die op wat voor manier dan ook interesse tonen voor het geloof, dan nodigen we ze uit voor een brunch en viering bij Villa Klarendal. Doordat wij daar ook zijn, is de Villa voor die bezoekers al een vertrouwde omgeving. We gedragen ons daar niet anders dan op de andere dagen dat we hen tegenkomen. Daardoor is er een natuurlijke en vertrouwelijke weg tussen het wijkwerk en het geloof. Het geloof is daardoor weer tussen de mensen en staat niet ver van hen af.
Daarom vermijden we telkens ook woorden als "kerk" of "gemeente", maar gebruiken bekende woorden als "Villa", "brunch", "diner", "viering" of "ontmoeting".
Interessant daarbij (en een leuke vraag voor de toekomst) is dat sommige vaste bezoekers (gemeenteleden in kerkelijke taal) inmiddels enthousiast mensen uitnodigen voor de Villa, de brunch/diner en viering. En wat vragen ze dan: Kom je ook naar onze kerk, waar we lekker eten? Waarop ik dan moet uitleggen dat die "kerk" Villa Klarendal heet. Ik weet nog niet of het enthousiasme van deze gemeenteleden blokkades zal gaan opwerpen door het woordgebruik, of alleen maar enthousiasmerend zal zijn, omdat de anderen onze leden al zo goed kennen.
Midden in de samenleving staan. Ik blijf het een uitdaging vinden. Om dichtbij mensen te staan en onderdeel uit te maken van hun leven. Om met hen samen te werken en zodoende het vertrouwen te winnen voor een gezamenlijke relatie. Een relatie die ik niet dwangmatig wil aansturen op spreken over het geloof. Maar die ik organisch wil aangaan, waarbij ik in alle spontaniteit mijzelf, de ander en God de kans wil geven om in echte relatie met elkaar te komen. Mijn relatie met hen wil ik niet laten uitgroeien tot "een contact" zoals dat zo mooi in evangelisatietermen wordt gebruikt, maar tot "een vriend" of "een vriendin", waarin de hartsrelatie voorop staat. Dat wordt het contact tussen elkaar ook hartelijk en warm en ontstaat er een gemeenschap waar veel mensen in deze wereld zo naar hunkeren. Zoals een vrouw laatst tegen me zei: "ik heb behoefte aan familie die naar me omziet, voor me zorgt en meeleeft en -denkt met de dingen die ik moeilijk vindt". Waarna ze gelukkig zei dat ze twee redenen heeft om in Arnhem te blijven wonen: de rust voor haar zoons en haar relatie met ons. Zo dichtbij verlang ik naast mensen midden in de samenleving te komen staan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten